Er is behoefte aan een effectieve behandeling voor kinderen, gericht op de gevolgen van geweld in het gezin. Huidig onderzoek betreft een effectiviteitsstudie naar FITT, een behandeling voor kinderen met traumaklachten als gevolg van huiselijk…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
- Familiale aangelegenheden
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
PTSS symptomen bij kinderen
De Clinician-administered-ptsd-scale-children-and-adolescents (CAPS-CA; Pynoos
et al., 2015) is een semi gestructureerd klinisch interview om PTSS volgens de
DSM-5 standaard vast te stellen. Een Nederlandse vertaling van de CAPS-CA (Van
Meijel, Ensink, Verlinden, & Lindauer, 2019) is geschikt voor kinderen van 8-18
jaar. De kerntraumatische gebeurtenis wordt gekozen op basis van een checklist
van levensgebeurtenissen. Wanneer de kerntraumatische gebeurtenis een serie van
gebeurtenissen is, wat vaak het geval is bij huiselijk geweld, dan wordt er een
titel gekozen die de kern van deze gebeurtenissen dekt. De CAPS-CA beoordeelt
de frequentie en intensiteit van elk van de PTSS-symptomen. Een vijfpunts
Likert-schaal wordt gebruikt voor alle symptomen, lopend van 0 (= afwezig) tot
4 (= extreem/invaliderend). Een totale ernstscore wordt berekend door de som
van alle ernstscores voor item 1-20 bij elkaar op te tellen. Een totale
symptoom score kan ook per cluster berekend worden; herbeleving (item 1-5),
vermijding (items 6 en 7), negatieve veranderingen in cognities en stemming
(items 8-17) en arousal en reactiviteit (items 15-20). Een symptoom cluster
score kan ook berekend worden voor dissociatie door de som te nemen van items
29 en 30. Om te bepalen of er sprake is van een PTSS diagnose worden de
symptomen gecategoriseerd in *aanwezig* of * afwezig*. Een symptoom wordt
alleen beschouwd als aanwezig indien de corresponderende ernst score 2 of hoger
is (= drempelwaarde of hoger). Items 9 en 11-20 hebben de aanvullende vereiste
van een traumagerelateerde score van Zeker of Waarschijnlijk. De DSM-5 vereist
de aanwezigheid van in elk geval één Criterium B symptoom, één Criterium C
symptoom, twee Criterium D symptomen en twee Criterium E symptomen. Ook aan
Criterium F (duur van tenminste een maand) en G (klachten leiden tot klinisch
significante stress of functionele beperkingen) moet worden voldaan.
De Children*s Revised Impact of Event Scale (CRIES-13; oorspronkelijk
ontwikkeld door Horowitz, Wilner, & Alvarez, 1979; vertaald in het Nederlands
door Olff, 2005) is een vragenlijst om de impact vast te stellen van
verschillende type trauma en levensbedreigende gebeurtenissen. Er is een ouder
en kindversie waarbij de respondent 13 items beoordeelt op de frequentie waarin
deze de afgelopen 24 uur zijn voorgekomen in relatie tot de traumatische
ervaringen (1= geen, 2 = zelden, 3 = soms, 4 = vaak). Voorbeeld items zijn:
*Denk je eraan zonder dat je het wilt? * en *Probeer je er niet over te
praten?*. Er wordt een somscore gebruikt als indicator voor de traumatische
impact (variërend van 0 tot 65 jaar). Een score van 30 of meer bij de
kindversie en 31 of meer bij de ouderversie wordt gezien als de meest
efficiënte cutt-off om te discrimineren voor een verhoogd risico op PTSS.
Binnen een semi-klinische onderzoekspopulatie was Cronbach*s a 0.89 voor de
13-item kindversie. De interne consistentie van de ouderversie is acceptabel
tot goed en de studie wijst op een goede convergente en divergente validiteit
(Verlinden et al., 2014).
De Trauma Symptom Checklist for Children (TSCC; Briere, 1996) is een
vragenlijst om de zelfgerapporteerde posttraumatische stresssymptomen van
kinderen (8-12 jaar) in kaart te brengen. Het bestaat uit 54 items geclusterd
in acht schalen: twee validiteit schalen (onderrapportage en overrapportage) en
zes klinische schalen (angst, depressie, posttraumatische stressstoornis,
dissociatie, boosheid en seksuele zorgen). Items worden gescoord op een
vierpunts-schaal. Betrouwbaarheid is hoog voor de klinische posttraumatische
stress totaalscore, met een Cronbach alpha*s variëren van 0.78 en 0.86 in een
steekproef bestaan uit seksueel misbruikte kinderen (Briere, 1996).
Structurele emotionele en fysieke veiligheid
Om de ernst en intensiteit van het geweld te bepalen waaraan kinderen zijn
blootgesteld, wordt gebruikt gemaakt van een combinatie van meetinstrumenten.
Deze bestaat uit items van de Conflict Tactics Scale (Straus, 2011), de
Conflict Tactics Scale parent child (Straus, 2011), de Parents Report of
Traumatic Impact (Friedrich, 1997); en de Adverse Childhood Experience
Questionnaire (Felitti et al., 2019). Deze gecombineerde vragenlijst is
gebruikt in een eerdere studie naar de effectiviteit van een psycho-educatie
preventieprogramma voor kinderen blootgesteld aan huiselijk geweld (Overbeek,
Schipper, Lamers-Winkelman & Schuengel, 2012). De vragenlijst betreft de
onderwerpen en duur van het geweld, de inhoud van de ruzies in de relatie met
de (ex) partner, gevolgd door items van de Conflict Tactics Scale parent child
and Parents Report of Traumatic Impact over de problemen tussen ouder en kind
en de traumatische gebeurtenissen die het kind heeft meegemaakt. De vragenlijst
bevat ook items over de traumatische ervaringen in de kindertijd van de ouder.
Nieuwe incidenten huiselijk geweld: Ouders en kinderen beantwoorden acht vragen
om te bepalen of nieuwe incidenten van huiselijk geweld of andere stressvolle
gebeurtenissen hebben plaatsgevonden.
Om de emotionele veiligheid te beoordelen die het kind ervaart in het contact
tussen ouders, wordt de Security in the Interparental Subsystem (Davies,
Forman, Rasi & Stevens, 2002) gebruikt. De Security in the Interparental
Subsystem bestaat uit 43 items met een vier-item antwoord categorie. Kinderen
wordt gevraagd dezelfde vragen te beantwoorden over eerder geweld/eerdere
ruzies tussen ouders en huidig geweld/huidige ruzies tussen ouder en partner.
De vragenlijst heeft drie schalen: emotionele reactiviteit (Openlijke
emotionele reactiviteit, Gedragsdisregulatie), regulatie van blootstelling aan
affect (Openlijke vermijding, Openlijk bemoeien) en interne representaties
(Constructieve familie representaties, Destructieve familie representaties en
Conflict spillover representaties). De subschalen tonen voldoende interne
consistentie en test-hertest betrouwbaarheid en eerder onderzoek ondersteunt de
validiteit van de SIS schalen (Davies et al., 2002).
De Security in the Family System scale (Forman & Davies, 2005) wordt gebruikt
om te beoordelen in welke mate kinderen hun ouders waarnemen als een
betrouwbare bron van bescherming, stabiliteit en steun. De subschaal
*Veiligheid* wordt gebruikt. Deze is gericht op veilige patronen van emotionele
veiligheid. Kinderen beoordelen de mate waarin ze het eens zijn met zeven
stellingen volgens een vier-puntsschaal lopend van *Volledig mee oneens* (1)
tot *Volledig mee eens* (4). Psychometrische eigenschappen van de subschaal
veiligheid zijn goed, Cronbach*s a = 0.85, en test-hertest betrouwbaarheid =
0.82 (Forman % Davies, 200?5).
Verzorgers rapporteren met de Security in the Marital Subsystem Scale (SIMS;
Davies, Forman, Rasi, and Stevens, 2002) over de emotionele veiligheid van
kinderen, inclusief hun emotionele reactiviteit en mate van bemoeien en
vermijden nadat ze getuige zijn van een conflict tussen ouders. Items worden
beoordeeld aan de hand van een vijfpunt schaal lopend van 1 (past helemaal niet
bij hem/haar) tot 5 (helemaal zoals hij/haar) en bevat verdrietig voelen, boos,
bang en van streek zijn (*lijkt nog altijd van streek na de ruzie). De SIMS is
betrouwbaar bevonden en blijkt discriminant, convergent en voorspellend valide
(Davies, Harold, Goeke-Morey, & Cummings, 2002).
De Securtity Scales (Kerns, Klepac, and Cole, 1996) zijn zelfrapportage
vragenlijsten voor kinderen in de leeftijd van 8-18 jaar, bestaande uit 15
items en meet veilige gehechtheid met de ouders. Kinderen en ouders rapporteren
(onafhankelijk) over de responsiviteit en beschikbaarheid van de ouder in de
ouder-kindrelatie (gehechtheidsfiguur). Elk item wordt gescoord aan de hand van
een 5-punts Likert schaal lopend van *sterk mee eens*(1) tot *sterk mee
oneens* (5) waarbij een hogere score wijst op een sterkere waarneming van
veilige gehechtheid. Verschillende studies wijzen op een adequate
betrouwbaarheid en validiteit (Dwyner, 2005). Kerns, Tomich, Aspelmeir and
Contreras (2000) rapporteren een hoge interne betrouwbaarheid van 10 en 12 jaar
oud (a= 0.82, a= 0.79). Test-hertest betrouwbaarheid over een periode van twee
weken was hoog (r=0.75) (Kerns, Klepac, and Cole, 1996). De Security Scale is
gerelateerd aan andere gehechtheid instrumenten (Kerns, Tomich, Aspelmeir and
Contreras, 2000). In een Nederlandse steekproef was de interne consistentie α=
0.77 voor de moeder versie en α=0.85 voor de vader versie (Willemen, 2008).
De Family Family Interaction Task (FIT; Weinfield, Ogawa, & Egeland, 2002) is
een observatie instrument dat de ouder-kind interactie mee en bestaat uit vier
taken waarin ouder en kind geïnstrueerd worden om een serie van interactieve
taken samen te voldoen. De FIT bestaat uit vier gestructureerde taken: (1)
woorden raden door aanwijzingen, (2) knikkers in de gaten van een labyrint
krijgen, (3) discussieren over een thema en (4) een moeilijke puzzel oplossen
door een ring binnen vier minuten te ontwarren van een standaard. Deze taken
zijn ontwikkeld om variaties in autonomiebevorderend gedrag en emotionele
affecten op te roepen bij ouder en adolescent. Deze taken zijn oorspronkelijk
ontwikkeld voor jongere kinderen, maar taken zijn aangepast aan adolescenten.
Beoordeling vindt plaats aan de hand van een schaal lopend van 1 tot 5 waarbij
een hogere score een grotere aanwezigheid van een specifiek construct betekent.
Beoordelingen zijn gebaseerd op de volledige sessie. Elke sessie is opgenomen
en onafhankelijk gescoord door twee beoordelaars (onderzoeksassistenten).
Secundaire uitkomstmaten
Kindfunctioneren
De Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ; Van Widenfelt, Goedhart,
Treffers & Goodman, 2003) is een vragenlijst van 25 items en meet a)
Gedragsproblemen, b) Emotionele Problemen, c)
hyperactiviteit/aandachtsproblemen, d) Problemen met leeftijdsgenoten, e)
prosociaal gedrag. Er is een zelfrapportage, ouder en leerkracht versie. De
interne betrouwbaarheid van de ouder versie is goed. De ouder en zelfrapportage
versie hebben een interne consistentie die algemeen geaccepteerd is (Van
Widenfelt et al., 2003).
De Children*s Depression Inventory (CDI; Kovacs, 1982) is een zelfrapportage
vragenlijst van 28 items en meet symptomen van depressie bij jeugdigen (7-18
jaar): stemmingswisselingen, verminderd plezier, depressieve zelfevaluatie,
verstorend gedrag, symptomen zoals vermoeidheid, teveel slapen, moeite zich aan
te zetten tot activiteiten, en andere symptomen van passiviteit of
inactiviteit. Per item wordt het kind gevraagd één van de drie zinnen te kiezen
die het beste bij zijn/haar gevoelens en gedachten van de afgelopen twee weken
passen. Er wordt een totaalscore berekend (variërend van 0 tot 54). De interne
consistentie in een Nederlandse steekproef was hoog (a = 0.79), net als de
test-hertest betrouwbaarheid (r = 0.79) (Timbremont, Braet, & Roelofs, 2008).
De CDI heeft een hoge criteriumvaliditeit en de scores op de CDI correleren
hoog met scores op andere instrumenten voor depressie (Timbremont et al.,
2008).
De Child Dissociation Checklist (CDC; Putnam, Helmers, & Trickett, 1993) is een
oudervragenlijsten, bestaande uit 20 items, met een driepunts Likert schaal
waarbij antwoorden lopen van *niet waar* (0) tot *een beetje of soms waar* (1)
en *erg waar* (2). De Child Dissociation Checklist is een screeningsinstrument
en geeft een indicatie voor dissociatieve problemen in kinderen (5-18 jaar).
Het laat een goede test-hertest betrouwbaarheid zien (r = 0.69) en interne
consistentie (Cronbach*s a = 0.86) (Hartveld & Janssen, 1992). Onderzoek wijst
op een goede begripsvalidteit en discriminante validiteit (Hartveld & Janssen,
1992).
Ouderfunctioneren
Om ouderlijke stress in kaart te brengen, wordt de Nijmeegse Ouderlijke Stress
Index*de verkorte versie (NOSI-K; De Brock et al., 1992) gebruikt. De NOSI-K is
een verkorte versie van de NOSI (Nijmeegse Ouderlijke Stress Index). De
oudervragenlijst bestaat uit 25 items en de antwoorden worden gegeven op een
zespunts-schaal. De totaalscore geeft een indicatie van de mate van ouderlijke
stress. Cronbach*s alpha voor moeders en vaders zijn respectievelijk 0.90 en
0.91 (De Cock et al., 2017).
Om de kennis over trauma bij de ouders te meten gebruiken we een korte
zelf-rapportage vragenlijst ontwikkeld voor de training *Zorgen voor
getraumatiseerde kinderen* (Coppens & Van Kregten, 2018). De vragenlijst bevat
zes items en reflecteren zes primaire trainingsdoelen, gescoord aan de hand van
een tien-punts schaal (1= niet bereikt, 10 = totaal bereikt). Hogere scores
wijzen op een hoger kennisniveau van trauma.
De Impact of Event Scale - Revised (IES-r; Briere, 1995) wordt gebruikt om
traumasymptomen bij de ouder in kaart te brengen. Deze vragenlijst bestaat uit
22 items die posttraumatische stress in de voorgaande week meten. Het gaat om
een vertaling van de Schokverwerkingslijst (SVL-22; Kleber en Jong, 1998). De
IES-r meet drie dimensies: intrusie, vermijding en hyper-arousal. Items worden
gescoord op een 5-punts schaal, van *helemaal niet* tot *extreem*. De interne
consistentie van de lijst is hoog (α = .88; Olde, Kleber, van der Hart & Pop,
2006.
De Young Adult Self-Report (Aachenbach, 1997) onderzoekt de aanwezigheid van
psychopathologische symptomen in ouders. De korte versie van 29 items wordt
gebruikt in de studie om de hoeveelheid tijd te verkorten om de vragenlijst in
te vullen. De items worden gescoord op een driepunts-schaal lopend van *niet
waar* (0), *soms of een beetje waar* (1), naar *erg waar of helemaal waar* (2).
Betrouwbaarheid en validiteit van de Nederlandse versies zijn goed (Wiznitzer
et al., 1992).
Daily Psychological Availability Scale (Danner-Vlaardingerbroek, Kluwer, Van
Steenbergen, and Van der Lippe, 2013). Om de ouderlijke beschikbaarheid voor
het kind te onderzoek gebruiken we acht aangepaste items van de Daily
Psychological Availability Scale. Items worden gescoord aan de hand van een
zevenpunts-schaal lopend van 1 (*totaal mee oneens*) naar zeven (*totaal mee
eens*). Cronbach*s α is 0.78 voor vaders en moeders (Danner-Vlaardingerbroek,
Kluwer, Van Steenbergen, and Van der Lippe, 2013). Een hogere score op de
schaal betekent meer psychologische beschikbaarheid van de ouder.
Andere onderzoeksvariabelen
Sociaal-demografische informatie wordt verzameld en betreft leeftijd, geslacht,
opleiding, werkstatus, inkomen en middelengebruik.
Ervaringen van deelnemers met intensieve traumabehandeling
Om inzicht te krijgen in de ervaringen van deelnemende adolescenten wat betreft
uitkomsten, belangrijkste elementen van (F)ITT en barrières voor succesvolle
behandeling, nemen we een kwalitatief interview af bij adolescenten die deel
hebben genomen aan FITT of ITT. Het interview duurt ongeveer een uur en zal
afhankelijk van de mogelijkheden en voorkeuren van de deelnemers face-to-face
of online zijn. Het interview wordt afgenomen door twee onderzoekers (V.F. en
C.S.J.). Open, exploratieve vragen worden gesteld gericht op de algehele
ervaring met (F)ITT, de ervaren uitkomsten, de belangrijkste elementen en
ervaren barrières voor succesvolle behandeling. De interviews worden op audio
opgenomen en anoniem getranscribeerd. Onderwerpen in het interview zijn
gebaseerd op onze systematische literatuurstudie en de rationale en kenmerken
van de intensieve behandelingen: traumagerichte therapie, therapeutenrotatie,
psycho-educatie/kennis van trauma en huiselijk geweld, ouder-kindrelatie,
ouderschap, sociale steun/hulpbronnen en veiligheid binnen de familie.
Achtergrond van het onderzoek
5,5% van de Nederlanders boven de achttien jaar heeft een vorm van huiselijk
geweld meegemaakt over een periode van vijf jaar voorafgaand aan de studie uit
20181. Bij het Scholierenonderzoek uit 2016 is aan scholieren zelf gevraagd
welke vormen van kindermishandeling ze hebben meegemaakt. Bij 2,5% van de
kinderen in de leeftijd van 12-17 jaar kom fysiek geweld tussen ouders voor in
combinatie met mishandeling van het kind zelf2. Uit de Nederlandse
Prevalentiestudie Mishandeling van Kinderen en Jeugdigen, waarbij professionals
zijn bevraagd, blijkt in bijna de helft van de gevallen kindermishandeling (48
procent) eveneens sprake van huiselijk geweld3. Wat zijn de gevolgen van
huiselijk geweld? In het algemeen hebben negatieve ervaringen in de kindertijd
effect op de ontwikkeling op korte en lange termijn en zowel op somatisch als
psychologisch vlak4. Eén op de drie kinderen blootgesteld aan huiselijk geweld
ontwikkelt trauma gerelateerde symptomen, zoals posttraumatische stress
klachten, angst en depressieve symptomen5 6. Als gevolg van huiselijk geweld
kunnen ouders soortgelijke psychische klachten ontwikkelen. Er wordt
verondersteld dat deze psychische klachten het ouderschap en de kwaliteit van
de relatie tussen ouder en kind negatief beïnvloeden. Huiselijk geweld wordt
geassocieerd met minder ouderlijke steun en emotionele beschikbaarheid7, meer
negatief opvoedgedrag, instabiele gezinsrelaties 8 en meer gevoelens van
emotionele en fysieke onveiligheid 9 bij kinderen. Welke interventies werken?
De richtlijn jeugdhulp noemt twee vormen van hulpverlening die ingezet kunnen
worden om kindermishandeling te stoppen. Dit zijn interventies gericht op het
bevorderen van de veiligheid en interventies gericht op herstel (na trauma).
Bij een posttraumatische stressstoornis zijn volgens de Nederlandse richtlijn
angststoornissen maar ook volgens de International Society for Traumatic Stress
Studies (ISTSS) individuele en traumagerichte behandelingen zoals EMDR en
traumagerichte cognitieve gedragstherapie eerste keus. Voor kinderen is
traumagerichte cognitieve gedragstherapie bewezen effectief. Een recente studie
uit 2017 heeft10 laten zien dat kinderen met PTSS effectief behandeld kunnen
worden met EMDR. Er is echter weinig bekend over de effecten van deze
traumagerichte behandelingen op de indirecte gevolgen van huiselijk geweld,
oftewel het effect van deze behandelingen op het ouderschap en de
gezinsrelaties. Onderzoek laat wel zien dat het effect van deze behandelingen
kleiner is bij vroegkinderlijk trauma, zoals huiselijk geweld, in vergelijking
met andere vormen van trauma11. Onderzoek bij families, verwezen naar jeugdzorg
wegens een bedreigde ontwikkeling van hun kind als gevolg van huiselijk geweld,
geeft aan dat bij 85% van deze families het geweld na zeven jaar niet gestopt
is*. De auteurs van de deskresearch Huiselijk Geweld en Kindermishandeling12
bevelen aan dat de kennis over huiselijk geweld vergroot wordt. Zij adviseren
meer studies uit te voeren naar de effectiviteit van interventies voor
huiselijk geweld en daarbij oog te hebben voor de negatieve invloed van
huiselijk geweld op het ouderschap en de ouder-kindrelatie.
Doel van het onderzoek
Er is behoefte aan een effectieve behandeling voor kinderen, gericht op de
gevolgen van geweld in het gezin. Huidig onderzoek betreft een
effectiviteitsstudie naar FITT, een behandeling voor kinderen met
traumaklachten als gevolg van huiselijk geweld. FITT bestaat uit
psycho-educatie, traumatherapie, oudertraining en systeemtherapie. FITT wordt
binnen de geestelijke gezondheidszorg aangeboden aan kinderen (en hun ouders)
tussen de 12 en 20 jaar die zijn blootgesteld aan huiselijk geweld. Uniek aan
FITT is de gecombineerde aanpak gericht op traumaverwerking en het
gezinssysteem. Binnen het onderzoek wordt de meerwaarde van de gezinsgerichte
component, ten opzichte van alleen traumaverwerking, getoetst. In het onderzoek
worden veranderingen op het gebied van veiligheid en trauma, bij 120 kinderen
en hun ouders, in kaart gebracht.
Primaire onderzoeksvragen:
1. Is FITT effectiever dan ITT in termen van traumareductie en herstel van
structurele emotionele veiligheid in gezinnen?
Secundaire onderzoeksvragen:
1. Is FITT effectiever dan TAU in termen van traumareductie en herstel van
structurele emotionele veiligheid in gezinnen, gebasseerd op de
follow-up/intermediare meting?
2. In hoeverre zijn er verschillen tussen FITT en ITT, met betrekking tot
traumabewust ouderschap aan het einde van de behandeling?
3. Zijn FITT en TAU equivalent wat betreft traumareductie en herstel van
structurele emotionele veiligheid, aan het einde van beide behandelingen?
4. Wat identificeren deelnemers als verbeterde uitkomsten als een resultaat van
(F)ITT? Welke elementen van (F)ITT zien de deelnemers als belangrijkste voor
een succesvolle behandeling en wat zien ze als barrières?
Onderzoeksopzet
Deze studie betreft een multicenter onderzoek met gerandomiseerd en
gecontroleerd design. Deelnemers worden op basis van toeval over drie
behandelarmen verdeeld, intensieve traumabehandeling, gezinsgerichte intensieve
traumabehandeling en standaard behandeling. Het toetsen van de effectiviteit
verloopt via een voor, tijdens, na en follow-up (3 maanden) meting.
Onderzoeksproduct en/of interventie
FITT staat voor Family-based Intensive Trauma Treatment en betreft een intensieve traumagerichte behandeling geboden aan jongeren om traumatische herinneringen te verwerken. Ouders ontvangen hiernaast systeemgerichte ouderbegeleiding en met het gehele gezin wordt gewerkt aan verbetering van de gezinsrelaties om te komen tot structurele (emotionele en fysieke) veiligheid. FITT richt zich op zowel de directe trauma symptomen bij de jongere als de gevolgen van het huiselijk geweld voor het ouderschap, de gezinsrelaties en de veiligheid binnen het gezin. FITT is een intensieve behandelingen, met meerdere behandeldagen per week over een periode van 4 weken. De voorbereidingsfase van FITT bestaat uit twee sessies. In de eerste sessie ontvangen de jongere, ouders en het netwerk uitleg over de gevolgen van trauma voor de jongere, de opvoeding en het gezin. In de tweede sessie zet de jongere samen met een behandelaar op een rij van welke traumatische herinneringen de jongere nog het meeste last heeft. Deze herinneringen worden behandeld in de intensieve fase. De zes behandeldagen in de intensieve fase starten voor de jongere met Imaginaire Exposure, gevolgd door Beweging en de behandeldag wordt afgesloten met EMDR. Bij Imaginaire Exposure deelt de jongere de traumatische herinnering met de therapeut. De jongere leert dat angstige verwachtingen niet uitkomen als er teruggedacht wordt aan traumatische herinneringen. Bij EMDR wordt de jongere gevraagd terug te denken aan een traumatische herinnering en zich tegelijkertijd te richten op een afleidende stimulus. Op deze wijze komt het verwerkingsproces op gang en verliest de traumatische herinnering de emotionele lading. De jongeren participeren in de intensieve fase daarnaast in zes sessies met beweging. Hierin wordt via bewegingsgerichte en lichaamsgerichte activiteiten zoals actieve inspanning en relaxatie gewerkt aan het herkennen en reguleren van lichaamssignalen en het vergroten van de controle over het lichaam. De ouders ontvangen in de intensieve fase zes sessies ouderbegeleiding. Hierin werkt een behandelaar met ouders aan: het verlagen van de stress bij de ouder, vergroten van steun vanuit de ouder/verzorger richting de jongere, vergroten van kennis bij de ouder over trauma en het opvoeden van een jongere met trauma, vergroten van de steun vanuit het netwerk en vergroten van de veiligheid binnen het gezin. De ouderbegeleiding is grotendeels gebaseerd op de module oudertraining van de HORIZON, Ruzie en Geweld in het Gezin. In de integratiefase ontvangt het gezin drie sessies systeemtherapie met als doel de relatie tussen de gezinsleden te versterken en het gevoel van veiligheid te vergroten. Twee behandelaren gaan in gesprek met de gezinsleden waarbij aandacht wordt besteed aan: herinneringen aan de ruzies en het geweld bij de verschillende gezinsleden, huidige conflicten en alternatief gedrag om escalatie van conflicten te voorkomen.
Inschatting van belasting en risico
Huiselijk geweld heeft langdurige negatieve gevolgen voor kinderen en hun
gezin. Effecten van de 'gouden standaard' traumabehandelingen (EMDR en TF-CBT)
zijn minder sterk wanneer wordt toegepast bij kinderen die langdurig
blootgesteld zijn aan gezinsgeweld. Mogelijk omdat deze niet zijn gericht op
herstel van het gezinsfunctioneren. In 85% van de gezinnen aangemeld voor zorg
na huiselijk geweld, blijkt het geweld zelfs tot 7 jaar na doorverwijzing te
continueren (Lünnemann et al., 2019). De klinische verwachting is dat het
toevoegen van een gezinsgerichte component aan traumabehandeling het herstel na
huiselijk geweld zullen bespoedigen, empirisch bewijs voor deze aanname
ontbreekt nog. Voor kinderen uit gezinnen waar huiselijk geweld is, is het van
groot belang dat er een bewezen effectieve gezinsgerichte traumabehandeling
beschikbaar komt, die in staat is om tegelijkertijd traumaklachten te
verminderen en langdurig herstel van structurele veiligheid te bevorderen. Als
FITT effectief bevonden wordt dan heeft de jeugdzorg professional meer tools in
handen om gezinnen te ondersteunen waarbij sprake is van huiselijk geweld.
De dataverzameling vindt plaats op de behandelcentra en ouders en kinderen
vullen de vragenlijsten gescheiden van elkaar in. Op basis van eerdere
ervaringen waarin een groot deel van de instrumenten gebruik wordt om de
uitkomsten van de behandelingen op het KJTC te volgen, is de verwachting dat de
vragenlijsten op T0 en T12-T14 ongeveer een uur duren voor zowel kind als
ouder. De vragenlijsten op T1-11 duren 10 minuten voor zowel kind als ouder.
Het kindinterview op T0 en T13 duurt gemiddeld genomen een uur. De
observatietaak met ouder en kind op T12 duurt ongeveer dertig minuten. De
meetinstrumenten (of vergelijkbare versies) in de huidige studie zijn in
eerdere studies gebruikt, zijn veelal al onderdeel van Routine Outcome
Monitoring en brengen matig risico met zich mee voor de deelnemers. De jongeren
die deel hebben genomen aan ITT of FITT worden gevraagd deel te nemen aan een
interview over hun ervaringen met intensieve traumabehandeling.
De emotionele belasting van het bespreken van de traumatische ervaringen achten
wij als acceptabel in relatie tot de potentiële meerwaarde van dit onderzoek
aangezien er geen wetenschappelijk evidentie is dat na het vragen naar trauma
bij kinderen, klachten verergeren en er is geen bewijs dat onderzoek naar
trauma als meer belastend wordt ervaren dan andere onderzoeken (Van der Velden,
Bosmans & Scherpenzeel, 2013). De traumatische gebeurtenis heeft geleid tot
traumaklachten zoals schaamte en schuld, en het onbehandeld laten van trauma is
schadelijk voor de ontwikkeling (Felliti et al., 1998). Om risico's te
minimaliseren is er een monitoring board ingesteld en ontvangen onderzoekers
betrokken bij dataverzameling, supervisie van klinische trauma experts (o.a.
Margreet Visser en Valerie Fictorie). Onderzoekers hebben tenminste een
bachelorgraad in psychologie of orthopedagogiek. Wanneer deelnemers negatieve
gevolgen ondervinden van de dataverzameling dan kan worden besloten om
voortzetting van onderzoeksdeelname (tijdelijk) te stoppen.
Publiek
Van der Boechorststraat 7-9
Amsterdam 1081BT
NL
Wetenschappelijk
Van der Boechorststraat 7-9
Amsterdam 1081BT
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1) kind is blootgesteld aan huiselijk geweld
2) er is momenteel geen sprake van geweld in het gezin
3) het kind is tussen de 12 en 20 jaar oud
4) het kind woont thuis bij zijn of haar ouder(s) of verzorger(s)
5) de ouder/verzorger(s) zijn in staat om deel te nemen aan de systemische
componenten
6) het kind heeft last van traumaklachten, in ieder geval van intrusies en
vermijding
7) beide ouders tekenen voor informed consent
8) ouders en kinderen spreken Nederlands
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Kinderen en ouders met acute psychotische problemen of met ernstige alcohol
en/of drugs verslaving. Kinderen die in de afgelopen 3 maanden een suicide
poging hebben gedaan.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL74172.029.20 |
Ander register | Trial NL8592 |