Een longitudinaal cohort van 550-600 kinderen wordt samengesteld (10-25 jaar, 450 kinderen met en 100-150 kinderen zonder een ouder met een stemmingsstoornis) op basis van reeds geïdentificeerde deelnemers (ouders) aan de NESDA, BiG, OPPER, MOTAR,…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Stemmingsstoornissen en -afwijkingen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
- Depressie diagnose via de K-SADS (psychiatrisch interview) (Kaufman et al.,
1997)
- Symptomen van depressie via de PHQ-9 (Kroenke et al., 2001)
Secundaire uitkomstmaten
- Diagnose(s) van andere psychiatrische stoornissen via de K-SADS (Kaufman et
al., 1997)
- Manie symptomen gebaseerd op de screeningsitems van de K-SADS (Kaufman et
al., 1997) en de General Behavior Inventory (Depue et al., 1981)
- Dimensionele psychopathologie via de Adult/Youth Self report (Achenbach &
Rescorla, 2001)
- Functioneren gebaseerd op de moeheidsschaal van PROMIS (Lai et al., 2013)
Achtergrond van het onderzoek
De belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van een depressie is het hebben
van een ouder met een stemmingsstoornis (depressie of bipolaire stoornis). In
Nederland zijn er ongeveer 400,000 Kinderen van Ouders met een
StemmingsStoornis (KOSS) in de leeftijd tussen 10 en 25 jaar. KOSS zijn niet
alleen erfelijk belast, maar groeien ook op in een kwetsbare omgeving. Van hen
ontwikkelt 50-65% voor het 35ste levensjaar een depressie, waarbij dochters
tweemaal vaker belast zijn dan zonen. Echter is nog weinig bekend over de
mechanismen van de intergenerationele transmissie van stemmingsstoornissen. Ter
voorbereiding voor het onderzoek hebben wij een systematische literatuurstudie
uitgevoerd om bestaande cohortstudies in kaart te brengen. Hier kwam uit naar
tevoren dat bestaande cohortstudies relatief kleine steekproeven hebben, vaak
de co-ouder niet in kaart brengen, vaak geen controlegroep hebben (dus kinderen
van ouders zonder stemmingsstoornis), weinig multidisciplinair meten (d.w.z.
biologische, psychologische en sociale factoren) en er weinig focus op
veerkracht ligt. Het MARIO project zal deze beperkingen opheffen om zo de
ontwikkeling van depressie in kinderen van ouders met stemmingsstoornissen
beter te begrijpen.
Doel van het onderzoek
Een longitudinaal cohort van 550-600 kinderen wordt samengesteld (10-25 jaar,
450 kinderen met en 100-150 kinderen zonder een ouder met een
stemmingsstoornis) op basis van reeds geïdentificeerde deelnemers (ouders) aan
de NESDA, BiG, OPPER, MOTAR, BINCO, NormQuest, IMAGE_AL en BRIDGE studies.
Onderzoeksdoelen:
Primaire onderzoeksdoel: het bestuderen van het risico en de ontwikkeling van
depressie in kinderen van ouders met stemmingsstoornissen vergeleken met
kinderen van ouders zonder stemmingsstoornissen.
Secundaire onderzoeksdoel:
Ten eerste willen we verschillen in biologische en psychosociale risico en
beschermende factoren bestuderen bij kinderen van ouders met en zonder
stemmingsstoornissen. Ten tweede willen we mechanismen onderzoeken van de
intergenerationele transmissie van depressie van ouders naar kinderen via
biologische en psychosociale risico- en veerkrachtfactoren. Ten slotte,
aangezien depressie vaker voorkomt bij meisjes met meer chroniciteit in
vergelijking met jongens, willen we ook onderzoeken welke factoren bijdragen
aan het verschil in geslacht bij de ontwikkeling van depressie.
Onderzoeksopzet
Het onderzoek betreft een longitudinale cohort studie waarin kinderen van
ouders met stemmingsstoornissen (n=450) en kinderen van ouders zonder
stemmingsstoornissen (n=100-150) drie jaar worden gevolgd. Beide ouders geven
informatie over psychopathologie bij het kind. Verder wordt de co-ouder
(partner van de index ouder die in de studies NESDA, BiG, OPPER, MOTAR, BINCO,
NormQuest IMAGE_AL of BRIDGE zitten) één keer gevolgd om hun psychopathologie
en zorggebruik te meten.
Alle ouders, of het nu ouders met of zonder stoornis zijn (dus at-risk versus
controle groep), hebben precies dezelfde metingen. Dat betekend dat co-ouders
altijd over zichzelf rapporteren en co- en index ouders altijd over het kind
rapportteren, onafhankelijk of ze een stoornis hebben (at-risk groep) of niet
(controle groep).
Inschatting van belasting en risico
Belasting:
- Kinderen worden twee keer uitgenodigd (baseline, 3-jaar follow-up) voor een
meting op locatie waarbij de volgende dingen zullen worden afgenomen: een
interview over achtergrond gegevens, psychopathologie en traumatische
ervaringen, bloed (voor < 16 jaar: 16ml per bezoek, dus 32ml in totaal; voor
>=16 jaar: 34ml bij eerste meting, 16 ml bij tweede meting, dus 50ml in totaal;
dit is omdat onderzoeksbudget beperkt is en om belasting van kinderen onder de
16 jaar zo min mogelijk te houden), bloeddruk, hartslag, BMI, Waist-to-Hip
ratio, haar voor bijvoorbeeld cortisol en twee subtaken van een cognitietest.
Verder komen er vragenlijsten bijvoorbeeld controlevragen over haar (bijv. over
haarkleur; voor cortisol) en controlevragen voor bloeddruk (of kinderen korst
hadden). Kinderen vullen aan het eind een evaluatieformulier in over het
bezoek. Het bezoek zal ongeveer 4 uur in beslag nemen.
- Kinderen zullen op baseline en 1-3 jaar follow-up online vragenlijsten
invullen met vragen over bijvoorbeeld psychopathologie, negatieve
levengebeurtenissen, zelfbeeld en sociale steun. Dit zal ongeveer 75 minuten in
beslag nemen (korter bij kinderen onder de 12 jaar, aangezien wij voor deze
kinderen expres maar de helft van de vragenlijsten hebben geïncludeerd).
- Kinderen zullen op baseline en 1-3 jaar follow-up een ESM app invullen. Dit
is een dagboekstudie waarbij kinderen 5 keer per dag voor 2 weken
mini-vragenlijsten zullen invullen (bijvoorbeeld waar en met wie ze zijn en hoe
hun stemming is). Dit zal ongeveer 182 minuten in beslag nemen. Kinderen
krijgen ieder keer dat ze deelnemen aan de ESM app hun persoonlijk
stemmingsprofiel in de app te zien. We zullen deelnemers na 2 dagen bellen (5
min) om te vragen hoe het gaat met het invullen van de app en om te informeren
of zij nog vragen hebben of ergens tegenaan lopen. Daarnaast bellen we
deelnemers ook die tien opeenvolgende metingen missen, bellen om te vragen hoe
met de app gaat (bijvoorbeeld om er achter te gaan of er technische problemen
zijn), of ze nog vragen hebben en om ze te motiveren om door te gaan.
- Kinderen worden op de 3-jaarsmeting gevraagd om een passieve app, Behapp, te
downloaden. Deze app meet op de achtergrond sociaal gedrag zoals bellen,
berichten versturen en van een locatie naar een andere locatie bewegen. Deze
informatie wordt gedurende 6 weken verzameld zonder identificeerbare gegevens
en wordt gebruikt om de relatie tussen sociaal gedrag en stemmingsklachten te
onderzoeken.
- Tijdens de 3-jaarsmeting wordt ook gevraagd om mee te werken aan een
actigrafie meting d.m.v. het dragen van een geneactiv horloge. Dit horloge
wordt 2 weken lang dag en nacht gedragen om dagelijkse activiteit, beweging en
slaap te meten.
- Er wordt bij de ouders een interview over psychopathologie bij het kind
afgenomen. Dit duurt tussen de 60-120 minuten per kind, afhankelijk van aantal
problemen. Ouders vullen ook een evaluatieformulier over het bezoek in
(baseline, 3-jaar follow-up) en worden bij de baseline meting gevraagd mee te
werken aan DNA verzameling (10 min) als er nog geen DNA beschikbaar is uit
eerder deelname aan een van de cohort studies.
- Beide ouders vullen ook een vragenlijst in over psychopathologie
(bijvoorbeeld depressieve symptomen of autisme) bij het kind. Dit duurt
ongeveer 30 minuten per kind (baseline en 1-3 jaar follow-up)
- De co-ouder zal vragen invullen over hun eigen psychopathologie, zwangerschap
en geboorte (indien co-ouder een vrouw), en zorggebruik. Dit zal ongeveer 15
minuten duren (baseline)
Risico's:
- Tijdens de bloedafname kunnen er blauwe plekken ontstaan en kunnen
proefpersonen (in extreme) flauwvallen. Echter wordt de bloedafname gedaan door
getrainde onderzoeksmedewerkers. Hierdoor is het risico op blauwe plekken en
flauwvallen relatief klein.
- Vragen over psychopathologie en traumatische ervaringen kunnen als
confronterend worden ervaren. Echter weten we uit eerder onderzoek (bijv. uit
NESDA en BRIDGE) dat dit risico relatief klein is. Verder kunnen antwoorden
worden besproken tijdens het interview en wordt een clinicus ingeschakeld,
mocht er sprake zijn van een zorgwekkende situatie (bijv. suïcidaliteit en
huidige misbruik). Vervolgens kan bijvoorbeeld de huisarts geïnformeerd worden.
We hebben een uitgebreid protocol voor het geval van zorgwekkende situaties,
zoals suicïdaliteit en kindermishandeling (zie pagina 47-50 in het
onderzoeksprotocolprotocol)
Publiek
Oldenaller 1
Amsterdam 1081HJ
NL
Wetenschappelijk
Oldenaller 1
Amsterdam 1081HJ
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
- Kind is tussen 10 en 25 jaar
-Kinderen geworven uit de BRIDGE studie zijn tussen de 10 en 32 jaar
- Ouder heeft meegedaan bij één van de volgende vier cohort studies: NESDA,
BiG, OPPER, MOTAR,BINCO or NormQuest. Of kind heeft meegedaan bij cohort studie
BRIDGE of IMAGE_AL
- Getekend informed consent van kind en ouder (afhankelijk van de leeftijd van
het kind)
- Behersing van de Nederlandse taal
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
- Kind is niet biologisch kind van de index ouder
- Deelnemers met cognitieve beperking dat het geven van informed consent of het
invullen van vragenlijsten onmogelijk maken (op basis van ouder rapportage, IQ
< 70)
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL66596.029.18 |