SAD partIn dit onderzoek onderzoeken wij hoe veilig het nieuwe middel INS-3001 is en hoe goed het wordt verdragen als gezonde deelnemers dit gebruiken. Ook onderzoeken wij hoe snel en in hoeverre INS-3001 in het lichaam wordt opgenomen,…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Arteriosclerose, stenose, vaatinsufficiëntie en necrose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Om de veiligheid en verdraagbaarheid van enkelvoudige en meervoudige oplopende
doses van INS 3001 te beoordelen bij gezonde vrijwilligers en patiënten met
aortaklepstenose (AVS)
Secundaire uitkomstmaten
Om het farmacokinetische (PK) profiel van INS-3001 te beoordelen na subcutane
(SC) toediening van enkelvoudige oplopende doses bij gezonde vrijwilligers
Om het PK-profiel van INS-3001 te beoordelen na subcutane toediening van
meerdere oplopende doses bij patiënten met AVS
Om de remming van valvulaire hydroxyapatietgroei door INS-3001 bij patiënten
met AVS te beoordelen door de verandering ten opzichte van baseline in de 18F
NaF-opname van de aortaklep afgeleid van 18F NaF-positronemissietomografie
(PET)-scans
Achtergrond van het onderzoek
INS-3001 is een nieuw middel dat mogelijk kan worden gebruikt voor de
behandeling van cardiovasculaire verkalkingen (kalkaanslag in het hart en/of de
slagaders), die met de leeftijd ontstaan. Dergelijke verkalkingen kunnen leiden
tot hart- en vaatziekten, zoals aortaklepstenose. Aortaklepstenose is een
vernauwing van de aortaklep waardoor het bloed minder gemakkelijk van de
linkerhartkamer naar de aorta stroomt.
Tot op heden zijn er geen medicijnen beschikbaar die de ontwikkeling van
cardiovasculaire verkalkingen kunnen remmen. Het nieuwe middel INS-3001 kan de
vorming van hydroxyapatieten, de kalkkristallen die cardiovasculaire
verkalkingen veroorzaken, remmen.
Doel van het onderzoek
SAD part
In dit onderzoek onderzoeken wij hoe veilig het nieuwe middel INS-3001 is en
hoe goed het wordt verdragen als gezonde deelnemers dit gebruiken.
Ook onderzoeken wij hoe snel en in hoeverre INS-3001 in het lichaam wordt
opgenomen, getransporteerd, en uitgescheiden.
De effecten van INS-3001 vergelijken we met de effecten van een placebo.
INS-3001 is nog niet eerder aan mensen toegediend. Het is wel uitgebreid in het
laboratorium getest en op dieren. INS-3001 zal in verschillende sterktes worden
getest.
MAD part
In dit deel zullen we onderzoeken hoe veilig de nieuwe behandeling INS-3001 is
en hoe goed het wordt verdragen als patiënten dit middel gebruiken. In dit
onderzoek bekijken we hoe snel en in welke mate INS-3001 wordt opgenomen,
getransporteerd en uitgescheiden uit het lichaam (dit noemen we
farmacokinetiek).
In dit onderzoek bekijken we ook hoe goed het middel tegen verkalking werkt.
Onderzoeksopzet
SAD Part
Het onderzoek duurt van de keuring tot en met de nacontrole maximaal 7 weken.
Voor het onderzoek is het nodig dat de vrijwilliger 1 periode van 4 dagen (3
nachten) in het onderzoekscentrum verblijft. Hierna volgt nog 1 kort bezoek aan
het onderzoekscentrum voor een nacontrole.
De vrijwilliger krijgt INS-3001 of placebo als een onderhuidse (subcutane)
injectie toegediend.
MAD part
Dit onderdeel van de study duurt in totaal ongeveer 12 weken.
Voor de studie zal de patiënt 2 overnachtingen hebben in het onderzoekscentrum
(2 nachten + 1 nacht).
De patiënt krijgt INS-3001 of placebo als een onderhuidse (subcutane) injectie
toegediend.
Onderzoeksproduct en/of interventie
SAD Part Van groep 1 t/m 7 een oplopende dosering van 1mg t/m 400 mg INS-3001 of placebo. MAD Part Van groep 1 t/m 4 een dosering van 25 mg tot 200 mg INS-3001 of placebo.
Inschatting van belasting en risico
Mogelijke bijwerkingen:
Het onderzoeksmiddel kan bijwerkingen geven.
Omdat INS-3001 in dit onderzoek voor het eerst aan de mens wordt toegediend,
zijn er op dit moment nog geen bijwerkingen van INS-3001 bij mensen bekend.
INS-3001 is wel uitgebreid onderzocht in het laboratorium en bij dieren.
INS-3001 remt verkalkingsprocessen.
In een onderzoek met jonge ratten vertraagde INS-3001 de kalkafzetting in de
groeischijven, maar dit effect werd niet gezien bij volwassen ratten en honden.
Bij volwassen mensen worden daarom geen bijwerkingen in de botten verwacht.
INS-3001 of placebo wordt als injectie onder de huid toegediend. Deze subcutane
injectie kan pijnlijk zijn of blauwe plekken veroorzaken rondom de prikplek.
Het onderzoeksmiddel kan ook (ernstige) bijwerkingen hebben die nog onbekend
zijn. Naast onbekende bijwerkingen, bestaat er een (kleine) kans dat er een
allergische reactie ontstaat. Dit kan worden veroorzaakt door de werkzame stof
of de andere noodzakelijke hulpstoffen in het onderzoeksmiddel.
Mogelijke ongemakken:
Bloedafname
Bloedafnames kunnen pijn doen of een bloeduitstorting (blauwe plek) geven. Op
de dag dat de vrijwilliger het onderzoeksmiddel krijgt, zal zeer frequent bloed
worden afgenomen door middel van een verblijfscanule (een slangetje in een ader
in de arm) om het verloop van de concentratie van INS-3001 in het bloed over de
tijd te bepalen. Het gebruik van een verblijfscanule kan soms leiden tot
ontsteking, zwelling, verharding van de ader, bloedstolling, en/of een
bloeduitstorting rondom de prikplek. Bij sommige personen kan een bloedafname
soms bleekheid, misselijkheid, zweten, lage hartslag, en/of bloeddrukdaling met
duizeligheid of flauwvallen veroorzaken.
Alles bij elkaar nemen we ongeveer xx ml bloed bij de vrijwilliger af. Deze
hoeveelheid geeft bij volwassenen geen problemen. Ter vergelijking: bij de
bloedbank wordt 500 ml bloed per keer afgenomen. Als de onderzoeker dit nodig
vindt om de veiligheid van de deelnemer te kunnen waarborgen, kunnen extra
monsters worden genomen voor eventueel aanvullende testen. Als dit gebeurt zal
de totale hoeveelheid afgenomen bloed meer zijn dan de hierboven aangegeven
hoeveelheid.
Hartfilmpje
Voor het maken van een hartfilmpje worden elektroden (kleine, plastic
pleisters) op de vrijwilliger zijn armen, borst, en benen geplaatst. Voor het
bewaken van uw hartslag (op de dag dat de vrijwilliger het onderzoeksmiddel
krijgt) worden elektroden op de vrijwilliger zijn borst en de buik geplaatst.
Langdurige toepassing van deze elektroden kan huidirritatie (huiduitslag en
jeuk) veroorzaken.
Vasten
Als de vrijwilliger langdurig moet vasten tijdens het onderzoek, kan dit leiden
tot klachten zoals duizeligheid, hoofdpijn, maagklachten, of flauwvallen.
Coronavirus test
Monsters voor de coronavirus test zullen met wattenstaafjes achter in de
vrijwilliger zijn neus en keel worden afgenomen. Het afnemen van de monsters
duurt slechts enkele seconden, maar kan ongemak veroorzaken en een onaangenaam
gevoel geven. Het afnemen van een monster achter in de vrijwilliger zijn keel
kan er toe leiden dat de vrijwilliger moet kokhalzen. Wanneer het monster
achter in de vrijwilliger zijn neus wordt afgenomen kan hij een prikkelend
gevoel ervaren en kunnen zijn ogen gaan tranen.
Publiek
Rechenstrasse 37
St. Gallen 9014
CH
Wetenschappelijk
Rechenstrasse 37
St. Gallen 9014
CH
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
SAD-gedeelte:
A1. Leeftijd: 21 tot en met 60 jaar oud op het moment van de screening.
A2. Body mass index (BMI): 18,0 tot en met 30,0 kg/m2 op het moment van
de screening.
A3. Man of vrouw; vrouwen mogen geen kinderen kunnen krijgen (d.w.z. moeten
chirurgisch gesteriliseerd zijn [via hysterectomie, bilaterale salpingectomie
of bilaterale oöforectomie], mogen fysiologisch niet in staat zijn zwanger te
worden of moeten ten minste 1 jaar postmenopauzaal zijn [amenorroeduur van >= 12
opeenvolgende maanden]).
A4. Vrouwen mogen niet zwanger zijn en mogen geen borstvoeding geven; het niet
zwanger zijn wordt bij alle vrouwen bevestigd door middel van een
serumzwangerschapstest, welke wordt uitgevoerd tijdens de screening, bij de
toelating en tijdens de follow-up.
A5. Mannelijke proefpersonen moeten, indien ze niet chirurgisch gesteriliseerd
zijn (d.w.z. geen vasectomie hebben ondergaan), ermee instemmen dat ze
doeltreffende anticonceptie gebruiken wanneer ze geslachtsgemeenschap hebben
met een vrouwelijke sekspartner die kinderen kan krijgen, en dat ze geen sperma
doneren vanaf de toelating tot het klinisch centrum tot 90 dagen na het follow
upbezoek. Zie paragraaf 3.4.8.2 voor de volledige definitie van 'doeltreffende
anticonceptie'.
A6. Goede lichamelijke en geestelijke gezondheid, op basis van medische
voorgeschiedenis, lichamelijk onderzoek en standaard laboratoriumbepalingen
(d.w.z. zonder ernstige of klinisch relevante pathologie), zoals beoordeeld
door de onderzoeker.
A7. Normale arteriële bloeddruk (systolische bloeddruk van 90 tot en met 140
mmHg en diastolische bloeddruk van 45 tot en met 90 mmHg) en polsfrequentie (40
tot en met 100 slagen per minuut). De meting van de bloeddruk en/of
polsfrequentie kan worden herhaald indien er naar het oordeel van de
onderzoeker reden is om aan te nemen dat de eerste meetwaarden onnauwkeurig
zijn (bv. Witte jassen hypertensie).
A8. Gecomputeriseerde (12-afleidingen-) ecg-registratie zonder tekenen van een
klinisch relevante pathologie, zoals beoordeeld door de onderzoeker. Het ecg
kan worden herhaald indien er naar het oordeel van de onderzoeker reden is om
aan te nemen dat de eerste meetwaarden onnauwkeurig zijn.
A9. Bereid en in staat zijn zich van alcohol te onthouden gedurende 72 uur (3
dagen) voorafgaand aan de screening en vanaf 72 uur voorafgaand aan toediening
van het onderzoeksgeneesmiddel tot de laatste bloedafname voor PK.
A10. Bereid en in staat zijn zich van methylxanthine-bevattende dranken
(koffie, thee, cola of andere cafeïnehoudende dranken) te onthouden vanaf 48
uur (2 dagen) voorafgaand aan de toediening van het onderzoeksgeneesmiddel tot
de laatste bloedafname voor PK.
A11. Bereid en in staat zijn zich van kruidengeneesmiddelen en
voedingssupplementen (bv. sint-janskruid of ginkgo biloba), vitaminepreparaten,
pompelmoes of pompelmoessap en Sevilla-sinaasappelen te onthouden vanaf 14
dagen voorafgaand aan toediening van het onderzoeksgeneesmiddel tot de follow
up.
A12. Bereid en in staat zijn de protocolvereisten en -instructies te begrijpen
en na te leven en het onderzoek naar alle waarschijnlijkheid volgens de
planning te voltooien.
A13. Bereid en in staat zijn de informatiebrief en het toestemmingsformulier
(het ICF) te lezen, begrijpen en ondertekenen.
MAD-gedeelte:
B1. Leeftijd: > 55 jaar oud op het moment van de screening.
B2. BMI0:18,0 tot en met 35,0 kg/m2 op het moment van de screening.
B3. Man of vrouw; vrouwen mogen geen kinderen kunnen krijgen (d.w.z. moeten
chirurgisch gesteriliseerd zijn [via hysterectomie, bilaterale salpingectomie
of bilaterale oöforectomie], mogen fysiologisch niet in staat zijn zwanger te
worden of moeten ten minste 1 jaar postmenopauzaal zijn [amenorroeduur van >= 12
opeenvolgende maanden en bevestigd door middel van een follikelstimulerend
hormoon (FSH)-test tijdens de screening]).
B4. Vrouwen mogen niet zwanger zijn en mogen geen borstvoeding geven; het niet
zwanger zijn wordt bij alle vrouwen bevestigd door middel van een serum- of
urinezwangerschapstest welke wordt uitgevoerd tijdens de screening, bij de
eerste toelating en tijdens de follow-up.
B5. Mannelijke proefpersonen moeten, indien ze niet chirurgisch gesteriliseerd
zijn (d.w.z. geen vasectomie hebben ondergaan), ermee instemmen dat ze
doeltreffende anticonceptie gebruiken wanneer ze geslachtsgemeenschap hebben
met een vrouwelijke sekspartner die kinderen kan krijgen, en dat ze geen sperma
doneren vanaf de eerste toelating tot het klinisch centrum tot 90 dagen na het
follow upbezoek. Zie paragraaf 3.4.8.2 voor de volledige definitie van
'doeltreffende anticonceptie'.
B6. Matige AVS, gedefinieerd als een gemiddelde drukgradiënt van 20 tot en met
40 mmHg of een 'peak aortic jet velocity' (Vmax) van 3,0 tot en met 4,0 m/s en
een aortaklepoppervlak van > 1,0 cm2.
B7. Aanwijzingen voor aortaklepverkalking op basis van computertomografie (CT)
of echocardiografie met matige of ernstige verkalking van de klepbladen of met
een echocardiogram- of CT-calciumscore hoger dan 400 agatston-eenheden.
B8. Stabiel medicijngebruik, gedefinieerd als geen verandering in de 30 dagen
voorafgaand aan de screening. Geringe veranderingen in medicijngebruik kunnen
worden toegestaan indien acceptabel bevonden door de onderzoeker.
B9. Bereid en in staat zijn zich van kruidengeneesmiddelen en
voedingssupplementen (bv. sint-janskruid of ginkgo biloba), vitaminepreparaten,
pompelmoes of pompelmoessap en Sevilla-sinaasappelen te onthouden vanaf 14
dagen voorafgaand aan de eerste toediening van het onderzoeksgeneesmiddel tot
de follow up.
B10. Bereid en in staat zijn de protocolvereisten en -instructies te begrijpen
en na te leven en het onderzoek naar alle waarschijnlijkheid volgens de
planning te voltooien.
B11. Bereid en in staat zijn de informatiebrief en het toestemmingsformulier
(het ICF) te lezen, begrijpen en ondertekenen.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
SAD-gedeelte:
A1. Behandeling met receptmedicijnen in de 14 dagen voorafgaand aan de
toediening van het onderzoeksgeneesmiddel. Een uitzondering wordt gemaakt voor
vaccins tegen SARS-CoV-2, die worden toegestaan maar wel met de onderzoeker
moeten worden besproken om eventuele onderbrekingen van onderzoeksgerelateerde
procedures en beoordelingen zo veel mogelijk te beperken. Potentiële
proefpersonen mogen uitsluitend op aanwijzing van een arts stoppen met
voorgeschreven medicatie.
A2. Behandeling met niet-receptmedicijnen in de 14 dagen voorafgaand aan de
toediening van het onderzoeksgeneesmiddel. Een uitzondering wordt gemaakt voor
paracetamol, dat toegestaan wordt tot aan de toelating tot het klinisch
centrum. Potentiële proefpersonen moeten een arts raadplegen voordat ze stoppen
met een regelmatige behandeling met vrij verkrijgbare geneesmiddelen.
A3. Gebruik van tabaksproducten in de 3 maanden voorafgaand aan de toediening
van het onderzoeksgeneesmiddel.
A4. Voorgeschiedenis van misbruik van of verslaving aan alcohol of drugs in de
2 jaar voorafgaand aan de toediening van het onderzoeksgeneesmiddel.
A5. Regelmatige consumptie van meer dan 14 eenheden alcohol per week voor
vrouwen en meer dan 21 eenheden alcohol per week voor mannen (1 eenheid staat
gelijk aan 250 ml bier, 100 ml wijn of 35 ml sterkedrank).
A6. Regelmatige consumptie van meer dan 8 koppen methylxanthine-bevattende
dranken (koffie, thee, cola of andere cafeïnehoudende drank) per dag (1 kop
staat gelijk aan 250 ml).
A7. Deelname, in de 3 maanden voorafgaand aan de screening, aan een klinisch
onderzoek waarin sprake is van toediening van een onderzoeksgeneesmiddel of een
in de handel gebracht geneesmiddel. Deelname aan meer dan 4 andere
geneesmiddelonderzoeken in de 12 maanden voorafgaand aan de toediening van het
onderzoeksgeneesmiddel in onderhavig onderzoek.
A8. Bloeddonatie of significant bloedverlies (> 450 ml) in de 60 dagen
voorafgaand aan de toediening van het onderzoeksgeneesmiddel, of donatie van
meer dan 1 eenheid plasma in de 7 dagen voorafgaand aan de screening.
A9. Werknemer van PRA Health Sciences (PRA) of van de opdrachtgever.
A10. Voorgeschiedenis van een ziekte of aandoening die, naar het oordeel van de
onderzoeker, de resultaten van het onderzoek zou kunnen verstoren of een extra
risico zou kunnen vormen bij de toediening van het onderzoeksgeneesmiddel aan
de proefpersoon.
A11. Positieve drugs- of alcoholtest (opiaten, methadon, cocaïne, amfetaminen
[inclusief XTC], cannabinoïden, barbituraten, benzodiazepinen, gamma
hydroxyboterzuur, tricyclische antidepressiva, cotinine of alcohol) tijdens de
screening of bij toelating tot het klinisch centrum.
A12. Eerdere deelname aan onderhavig onderzoek.
A13. Positief resultaat tijdens de screening voor een van de volgende testen op
infectieziekten: hepatitis B-oppervlakteantigeen (HBsAg), antilichamen tegen
het hepatitis C-virus (HCV) of antilichamen tegen het humaan
immunodeficiëntievirus (hiv) 1 en 2.
A14. Positieve PCR-test voor SARS CoV-2 bij toelating tot het klinisch centrum.
A15. Ongeschikte aderen voor infusie of bloedafname.
A16. Voorgeschiedenis van relevante geneesmiddel- en/of voedselallergieën.
A17. Ziekte in de 5 dagen voorafgaand aan de toediening van het
onderzoeksgeneesmiddel (waarbij 'ziekte' wordt gedefinieerd als een acute
[ernstige of niet-ernstige] toestand [bv. griep of verkoudheid]).
MAD-gedeelte:
B1. Reumatische of unicuspide aortakleppen.
B2. Patiënten met aortasclerose, lichte of ernstige aortastenose of afwezigheid
van aortaklepverkalking (d.w.z. parameters buiten de in de inclusiecriteria
gedefinieerde limieten).
B3. Ernstige mitralis- of aortaregurgitatie.
B4. Ernstige mitralisstenose.
B5. Voorgeschiedenis van aortaklepvervanging.
B6. Vervanging of herstel van aortaklep gepland of voorzien tijdens de
onderzoeksperiode.
B7. Linkerventrikelejectiefractie < 50%.
B8. ECG met QTcF > 480 msec (in geval van een linkerbundeltakblok [LBBB] kan
het QT-interval worden gecorrigeerd voor LBBB met behulp van de formule QTLBBB
- [0,86 * QRSLBBB - 71]; bij gestimuleerde ritmes kan QTc worden gecorrigeerd
met behulp van de formule QTc-measured - 50 ms).
B9. Patiënten met een geschatte glomerulaire filtratiesnelheid < 45 ml/min/1,73
m2, berekend volgens de 'modification of diet in renal disease' (MDRD)-formule.
B10. Patiënten met matige of ernstige leverinsufficiëntie.
B11. Patiënten met bekende osteopenie of osteomalacie, of met hypocalciëmie
(gecorrigeerd calcium < 2,20 mmol/l) of vitamine D-deficiëntie (25-OH vitamine
D < 50 nmol/l) op het moment van de screening.
B12. Patiënten met recente (in de 3 maanden voorafgaand aan de screening)
coronairebypassoperatie (CABG), percutane coronaire interventie, acuut coronair
syndroom, niet-gereguleerde diabetes (hemoglobine A1c > 9%), niet-gereguleerde
hypertensie (systolische bloeddruk > 180 mmHg), of patiënten bij wie een grote
operatie gepland staat in de 3 maanden na het follow-upbezoek.
B13. Voorgeschiedenis van een ziekte of aandoening die, naar het oordeel van de
onderzoeker, de resultaten van het onderzoek zou kunnen verstoren of een extra
risico zou kunnen vormen bij toediening van het onderzoeksgeneesmiddel aan de
proefpersoon.
B14. Eerdere deelname aan onderhavig onderzoek.
B15. Positief resultaat tijdens de screening voor een van de volgende tests op
infectieziekten: HBsAg, HCV-antilichamen of hiv 1- en hiv 2-antilichamen.
B16. Niet gevaccineerd tegen SARS-CoV-2.
B17. Positieve PCR-test voor SARS CoV-2 bij elke toelating tot het klinisch
centrum.
B18. Ongeschikte aderen voor infusie of bloedafname.
B19. Voorgeschiedenis van relevante geneesmiddel- en/of voedselallergieën.
B20. Ziekte in de 5 dagen voorafgaand aan de eerste toediening van het
onderzoeksgeneesmiddel (waarbij 'ziekte' wordt gedefinieerd als een acute
[ernstige of niet-ernstige] toestand [bv. griep of verkoudheid]).
B21. Recente (in de 3 maanden voorafgaand aan de screening opgelopen)
botfractuur.
B22. Elke contra-indicatie voor de 18F-NaF-PET-scanbeoordeling.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2021-001969-20-NL |
CCMO | NL78901.056.21 |