Hoofdvraag:Zorgt groepsschematherapie voor een vermindering van depressieve symptomen wanneer symptoomverandering tijdens de behandeling wordt vergeleken met het symptoomniveau op baseline?Deelvragen:Zorgt groepsschematherapie voor een vermindering…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Stemmingsstoornissen en -afwijkingen NEG
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Depressieve symptomen gemeten met de QIDS-SR.
Secundaire uitkomstmaten
Maladaptieve schema sterkte: De vijf domeinen van de Nederlandse vertaling van
de Young Schema Questionnaire 80 (YSQ-80) zullen bij baseline worden afgenomen
(Rijkeboer, 2008).
Maldaptieve en adaptieve modi sterkte: Met behulp van de 118 items van de Short
Schema Modi Inventory (Short SMI), zullen 16 maldaptieve modi en twee adaptieve
modi worden gemeten (Lobbestael, van Vreeswijk, Spinhoven, Schouten, & Arntz,
2010).
Selectieve geheugenbias: Deelnemers voeren de Self-Referent Encoding Task
(SRET) uit om selectieve negatieve geheugenbias te meten met behulp van
schemawoorden (Derry & Kuiper, 1981; Hammen & Zupan, 1984). De deelnemers
krijgen positieve en negatieve zelfbeschrijvende woorden gepresenteerd en
moeten aangeven in hoeverre deze woorden betrekking hebben op henzelf. Na een
korte afleidingstaak wordt hun geheugen voor deze woorden getest via een vrije
terugroep-procedure.
Propositionele geheugenbias: Met behulp van een aangepaste versie van de
computertaak Propositional Evaluation Paradigm (PEP) wordt de EMS-sterkte
impliciet gemeten (Muller & Rothermund, 2019). Deelnemers krijgen korte zinnen
te zien die zijn aangepast aan de YSQ-80-items en worden gevraagd om deze te
antwoorden met 'waar' of 'onwaar'. Met behulp van reactietijdverschillen tussen
*ware* en *false* prompts kan een impliciete houding worden gemeten.
Mouse-tracking zal ook worden gebruikt om de impliciete houding te beoordelen
terwijl een antwoord wordt gekozen.
Trait rumineren: De Rumination Response Scale (RRS-NL) zal worden gebruikt om
trait rumineren te meten (Raes et al., 2009).
Afstand nemen van modi: The Inclusion of Others in the Self (IOS) meet
interpersoonlijke nabijheid en is eerder aangepast voor andere toepassingen
zoals PTSS (Aron et al., 1992). Er is een nieuwe en experimentele versie van de
IOS gemaakt voor het meten van overlap met schema-modi, waarbij hetzelfde item
als de IOS wordt gebruikt, maar waarbij 'Andere' wordt vervangen door 'Modi',
de zogenaamde Inclusie van Modi in het Zelf (IMS).
Sense of Mastery: Sense of Mastery wordt gemeten met behulp van de
RemoralisatieSchaal (RS) bestaande uit 12 items (Vissers, Keijsers, van der
Veld, de Jong, & Hutschemaekers, 2010).
Leefstijl: Om de invloed van leefstijl te meten zal de Healthy Lifestyle and
Personal Control Questionnaire (HLPCQ) worden afgenomen (Darviri et al., 2014).
Demografische gegevens: Naast de klinische en schema-gerelateerde vragenlijsten
zullen aan het begin van het onderzoek geboortedatum, geslacht, moedertaal,
woonsituatie, opleiding en beroep in kaart worden gebracht met behulp van een
demografische vragenlijst.
Achtergrond van het onderzoek
Ondanks dat schematherapie (ST) succesvol wordt toegepast in de klinische
praktijk bij mensen met een therapieresistente depressie (TRD), is er nog
weinig onderzoek gedaan naar de effectiviteit en onderliggende
werkingsmechanismes. De beperkte huidige literatuur suggereert dat ST
veelbelovende is om de onderliggende risicofactoren van CD met succes te
behandelen en daarmee de depressieve klachten te verminderen (Renner & Arntz,
2013; Malogiannis et al., 2014). Deze studies, hoewel goede eerste stappen,
worden beperkt door kleine steekproefomvang, het ontbreken van een goede
controleconditie en het aantal beschikbare studies. Onderzoek dat specifiek
gericht is op onderliggende werkingsmechanismen van ST voor TRD is beperkt met
slechts één beschikbare studie. Dat onderzoek richtte zich op twee mogelijke
mechanismen: veranderingen van onaangepaste schema's en therapeutische
alliantie (Renner et al., 2018). Beide mechanismen veranderden samen met
depressieve symptomen, wat suggereert dat andere mechanismen ten grondslag
liggen aan het effect van ST voor TRD. Aanvullend onderzoek is nodig om deze
werkingsmechanismes te ontdekken.
Eén mogelijk werkingsmechanisme van ST voor patiënten met TRD is de invloed van
geheugen op hoe schema's worden opgeslagen en opgehaald. Volgens Beck's theorie
voor depressie (1967) ontwikkelen schema's zich door ervaringen in de vroege
kinderjaren en worden ze in het geheugen opgeslagen. Voortbouwend op dit
theoretische model benadrukt Young in de schema theorie het belang van de
vroege onaangepaste schema's als onderliggend aan pathologisch gedrag (Young,
1990). Er wordt aangenomen dat schema's in het geheugen worden opgeslagen en,
wanneer deze worden geactiveerd door een trigger, een rol spelen bij de
ontwikkeling en instandhouding van een depressieve episode. Eerder onderzoek
bij patiënten met een depressie toonde aan dat patiënten door geheugenbias meer
geneigd zijn negatieve informatie uit het geheugen ophaalden dan positieve of
neutrale informatie (Mechera-Ostrovsky en Gluth 2018). Deze negatieve
geheugenbias kan van invloed zijn op het ophalen en activeren van vroege
onaangepaste schema's (LeMoult & Gotlib, 2019).
Door ST bij CD beter te begrijpen, kan de theorievorming over ST verder worden
ontwikkeld. Inzicht in de werkingsmechanismen van ST bij CD faciliteert beter
afgestemde behandelprotocollen voor de specifieke CD-populatie en een meer
persoonsgerichte aanpak.
Doel van het onderzoek
Hoofdvraag:
Zorgt groepsschematherapie voor een vermindering van depressieve symptomen
wanneer symptoomverandering tijdens de behandeling wordt vergeleken met het
symptoomniveau op baseline?
Deelvragen:
Zorgt groepsschematherapie voor een vermindering van schema-activatiesterkte
bij depressieve patiënten?
Zorgt groepsschematherapie voor een vermindering van de sterkte van
maladapatieve modi?
Zorgt groepsschematherapie voor een toename van de sterkte van adaptieve modi?
Zijn veranderingen van emotionele bias, schema zelf-associatie of
toestandsruminatie mogelijke verandermechanismes van groepsschematherapie?
Wordt de vermindering van depressieve symptomen voorafgegaan door de frequentie
van maladaptieve modi, afstand tot maladaptieve modi en gevoel van beheersing?
Er wordt verwacht dat groepsschematherapie leidt tot een vermindering van
depressieve symptomen, waarbij we in een multiple-baseline design patiënten hun
eigen baseline als referentiepunt nemen. Daarnaast wordt verwacht dat de
verschillende mogelijke veranderingsmechanismes een deel van deze vermindering
van symptomen kunnen verklaren.
Onderzoeksopzet
Vanwege de kwetsbare doelgroep en de lange duur van de groepsschematherapie is
een RCT niet passend en haalbaar. Er zal gebruik worden gemaakt van een *non-
concurrent multiple-baseline between subject design* (Morley, 2018). Over een
periode van twee jaar zullen deelnemers aan de schematherapie groep bij de
TOPGGz afdeling het Expertisecentrum Depressie in Nijmegen van Pro Persona
worden geïncludeerd en ingedeeld op de verschillende baselinestartmetingen.
Gedurende een periode van 32 tot maximaal 38 weken zullen deelnemers wekelijks
de QIDS-SR invullen om depressieve symptomen gedetailleerd in kaart te brengen.
Bij aanvang van het onderzoek zullen enkele vragenlijsten bij baseline worden
afgenomen welke ongeveer 10 minuten in beslag nemen. Gedurende de verdere
onderzoeksperiode zullen deelnemers zesmaal op locatie komen voor een
uitgebreidere testbatterij. Tijdens deze uitgebreidere meetmomenten zullen
schema*s, schemamodi, depressieve symptomen, overlap tussen zelf en schema*s,
remoralisatie, trait ruminatie, impliciete associatie, impliciete attitude,
stemming, arousal, trauma*s in de kindertijd en levensstijl worden gemeten.
Onderstaande instrumenten zullen, variërend in frequentie, worden afgenomen op
deze zes momenten. Deelnemers zullen tussen 30 en 90 minuten mee bezig zijn per
uitgebreid meetmoment. De wekelijkse metingen zullen minder dan twee minuten in
beslag nemen.
Inventory of Depressive Symptomatology-Self Report
Young Schema Questionnaire-80
Short Schema Modi Inventory
The Inclusion of Maladaptive Modi and Self
RemoralisatieSchaal
Rumination Response Scale
Implicit Relational Assessment Procedure
Propositional Evaluation Paradigm task
Visual Analogue Scale for mood and arousal
Healthy Lifestyle and Personal Control Questionnaire
Inschatting van belasting en risico
Niet van toepassing.
Publiek
Nijmeegsebaan 61
Nijmegen 6525 DX
NL
Wetenschappelijk
Nijmeegsebaan 61
Nijmegen 6525 DX
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
• Volwassene gedefinieerd als 16 jaar of ouder;
• Primaire diagnose is therapieresistente of recidiverende depressie volgende
de DSM-5 criteria, blijkend uit de MINI 5.0;
• IDS-SR-score van 26 of hoger, indicatief voor gemiddelde, ernstige of zeer
ernstige depressieve symptomen;
• Blijkend uit het intakegesprek verslag: een patroon van opmerkelijk gedrag of
interne ervaringen die kunnen getypeerd worden als trekken van een
persoonlijkheidsstoornis;
• Blijkend uit het intakegesprek verslag: een eerder afgeronde 'evidence based'
psychologische behandeling (zoals CGT, IPT, CBASP) of farmacologische
behandeling voor therapieresistente depressie of voor de huidige depressie in
het geval van een recidiverende depressie;
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
• Primaire diagnose is persoonlijkheidsstoornis;
• Huidige psychotische stoornis;
• Bipolaire stoornis, stoornis in het gebruik van middelen of autisme spectrum
stoornis;
• Onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;
• Onmogelijkheid tot het geven van een valide geïnformeerde toestemming;
• Cognitieve of intellectuele beperkingen (IQ lager dan 80) welke deelname
verhinderd beoordeeld door de therapeut;
• Veranderingen in behandelbeleid veroorzaakt door suïcidale gedachten of
medicatieveranderingen;
hanges in treatment policy caused by suicidal ideations or medication changes;
• Contra-indicaties tot deelname aan groepstherapie aan het einde van de
casusconceptualisatie. De twee meest duidelijke indicaties zijn de aanwezigheid
van de Boze Kind, Pest en Aanval en Woedende Kind coping modus.
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL80090.091.21 |