De veiligheid en effectiviteit aantonen van de IntellaNav StablePoint-katheter en het krachtsensingsysteem met DIRECTSENSE voor de behandeling van geneesmiddelresistente, recidiverende, symptomatische paroxysmale atriumfibrillatie (PAF).
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Hartritmestoornissen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair veiligheidseindpunt na 30 dagen
Het primaire veiligheidseindpunt na 30 dagen wordt gedefinieerd als het
percentage zonder veiligheidsvoorvallen 30 dagen na de procedure.
Primaire veiligheidsvoorvallen na 30 dagen bestaan uit een samenstelling van de
volgende ernstige proceduregerelateerde en/of apparaatgerelateerde ongewenste
voorvallen. Voorvallen worden geteld gedurende de eerste 7 dagen na de
indexprocedure of na ontslag uit het ziekenhuis, afhankelijk van wat het laatst
plaatsvindt, tenzij ze worden aangeduid als voorvallen die worden geteld
gedurende de eerste 30 dagen na de indexprocedure.
* Overlijden
* Myocardinfarct (MI)
* Letsel van de nervus vagus/gastroparese
* Transiënt ischemisch attack (TIA)
* Beroerte/hersenbloeding (cerebrovasculair accident, CVA)
* Trombo-embolie
* Pericarditis
* Harttamponade/-perforatie
* Pneumothorax
* Ernstige vasculaire toegangscomplicaties
* Longoedeem/hartfalen
* AV-blok
* Atriale oesofageale fistel
* Ernstige stenose van de longader (PV) (* 70t% verkleining van de diameter van
de longader of longadertak vergeleken met baseline)
Primair veiligheidseindpunt na 12 maanden
Het primaire veiligheidseindpunt na 12 maanden wordt gedefinieerd als het
percentage zonder veiligheidsvoorvallen 12 maanden na de procedure.
Primaire veiligheidsvoorvallen na 12 maanden bestaan uit een samenstelling van
de volgende ernstige proceduregerelateerde en/of apparaatgerelateerde
ongewenste voorvallen.
De volgende voorvallen zullen worden geteld gedurende 7 dagen na de
indexprocedure of na ontslag uit het ziekenhuis, afhankelijk van welke van de
twee het laatst plaatsvindt:
* Overlijden
* Myocardinfarct (MI)
* Letsel van de nervus vagus/gastroparese
* Transient ischemic attack (TIA)
* Beroerte/hersenbloeding (cerebrovasculair accident, CVA)
* Trombo-embolie
* Pericarditis
* Pneumothorax
* Ernstige vasculaire toegangscomplicaties
* Longoedeem/hartfalen
* AV-blok
De volgende voorvallen zullen worden geteld gedurende 30 dagen na de
indexprocedure:
* Harttamponade/-perforatie
En de volgende voorvallen zullen worden geteld gedurende 12 maanden na de
indexprocedure:
* Atriale oesofageale fistel
* Ernstige stenose van de longader (PV) (* 70% verkleining van de diameter van
de longader of longadertak vergeleken met baseline)
* Aanhoudende parese van de nervus phrenicus
Primair effectiviteitseindpunt * Acuut procedureel succes
Het primaire effectiviteitspunt van acuut procedureel succes wordt gedefinieerd
als het bereiken van elektrische isolatie van alle PV*s middels het gebruik van
uitsluitend de IntellaNav StablePoint-katheter. De elektrische isolatie van een
PV wordt aangetoond door middel van een toegangsblok na een wachttijd van 20
minuten. Als er testen op het uitgangsblok worden uitgevoerd, wordt de PV
uitsluitend als geïsoleerd beschouwd als zowel de testen van het toegangsblok
als het uitgangsblok succesvol zijn.
Primair effectiviteitseindpunt na 6 maanden
Dit primaire effectiviteitseindpunt na 6 maanden wordt gedefinieerd als het
percentage zonder primaire effectiviteitsvoorvallen 6 maanden na de procedure.
Primaire effectiviteitsvoorvallen die bepalend zijn voor falen worden
gedefinieerd als:
* Acuut falen van de procedure
* Gebruik van amiodaron na de indexprocedure
* Gebruik van een niet-onderzoeksgerelateerde ablatiekatheter tijdens de
indexprocedure of in een herhaalprocedure tijdens de blanking periode
* Meer dan één herhaalprocedure tijdens de blankingperiode (90 dagen na de
indexprocedure)
* Chirurgische ablatie van atriumfibrilleren (AF)/atriumtachycardie
(AT)/atriumflutter (AFL) na de index procedure.
* Gedocumenteerd atriumfibrilleren of een nieuw ontstaan van atriumflutter of
atriumtachycardie tussen 91 dagen en 183 dagen na de indexprocedure, vastgelegd
met een van de volgende methoden:
o * 30 seconden durende opname met de onderzoeksspecifieke eventmonitor of de
holtermonitor
o * 10 seconden 12 afleidingen-elektrocardiografie (ecg)
* Een van de volgende interventies voor atriumfibrilleren of een nieuw ontstaan
van atriumflutter of atriumtachycardie tussen 91 dagen en 183 dagen na de
indexprocedure:
o Herhaalprocedure
o Elektrische en/of farmacologische cardioversie
o Elk voorgeschreven antiaritmicum (AAD)
Primair effectiviteitseindpunt na 12 maanden
Dit primaire effectiviteitseindpunt na 12 maanden wordt gedefinieerd als het
percentage zonder primaire effectiviteitsvoorvallen 12 maanden na de procedure.
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire eindpunten omvatten de volgende:
* Secundair veiligheidseindpunt * SAE- en AE-percentages
* Secundair effectiviteitseindpunt 1 * Nieuwe of verhoogde dosis van AAD
* Secundair effectiviteitseindpunt 2 * Succes van één enkele procedure
gedefinieerd als het uitblijven van primaire effectiviteitsvoorvallen zonder
een herhaalprocedure
* Secundair effectiviteitseindpunt 3 * Symptomatisch recidief: uitblijven van
gedocumenteerd symptomatisch AF-/AT-/AFL-recidief
Andere aanvullende eindpunten en analyses omvatten, maar zijn niet beperkt tot:
* Veranderingen in de waarden inzake kwaliteit van leven (AFEQT en EQ 5D-5L)
tussen baseline en follow-up na 12 maanden
* De totale RF-tijd voor de indexprocedure (gedefinieerd als de som van alle
RF-toepassingsperioden)
* Totaal aantal RF-toepassingen
* Totale fluoroscopietijd voor de indexprocedure
* Totale tijd indexprocedure
* Uitblijven van recidiverende individuele soorten atriumaritmieën tussen 91 en
365 dagen na de indexprocedure: 1) AF 2) AT 3) AFL
* Uitblijven van cardiovasculaire ziekenhuisopname na 12 maanden
* Kwantificering van de parameters die tijdens de RF-toepassing worden
gebruikt, inclusief RF-vermogen, RF-duur, contactkracht en lokale impedantie
via de DIRECTSENSE*-technologie
* Beschrijvende samenvattingen van de primaire veiligheidseindpunten en
effectiviteitseindpunten na 12 maanden aan de hand van de gegevens die op het
moment van de analyse na 6 maanden beschikbaar waren.
* De verwachte kans op succes voor het primaire effectiviteitseindpunt na 12
maanden gebaseerd op de gegevens die op het moment van de analyse na 6 maanden
beschikbaar waren.
Achtergrond van het onderzoek
Atriumfibrillatie (AF) is de meest voorkomende aanhoudende hartritmestoornis in
de klinische praktijk. Ongeveer 2,3 miljoen mensen in Noord-Amerika en 4,5
miljoen mensen in Europa zijn er op dit moment door getroffen. Daarnaast neemt
de prevalentie en incidentie van AF in de loop van de tijd toe vanwege de
vergrijzing van de bevolking en een aanzienlijke toename van het aantal
leeftijd-specifieke voorvallen van AF.
AF veroorzaakt symptomen die de kwaliteit van leven aantasten, vervijfvoudigt
het risico op een beroerte en verhoogt het sterftecijfer. Er zijn momenteel
meerdere therapieën voor de behandeling van AF. Het is echterbekend dat veel
van deze therapieën voor de meeste patiënten niet optimaal werken.
Behandelingsopties omvatten medicamenteuze behandeling, pacing, cardioversie,
implanteerbare apparaten, chirurgie en ablatietherapie om de aritmie te
elimineren. Er wordt steeds vaker erkend dat focale triggers van AF in de
longader 80 tot 95 procent van de paroxismale geneesmiddelresistente gevallen
kunnen verklaren. Zoals uiteengezet in het consensusdocument van de Heart
Rhythm Society (HRS) uit 2017, wordt *elektrische isolatie van de longaders nu
erkend als de hoeksteen van AF-ablatie. In de meeste centra waar AF-ablatie
wordt uitgevoerd, wordt een strategie gebruikt waarbij een reeks puntsgewijze
radiofrequente laesies gecreeërd wordt die de longaders omringen.*
In de huidige klinische werkwijze worden vermogen, tijd en weefselcontact
gemonitord om een balans te vinden tussen de vorming van effectieve transmurale
laesies en het risico op bijwerkingen (hartperforatie, stoomstoten en
trombusvorming). Bij gebruik van conventionele ablatiekatheters wordt
weefselcontact bepaald door surrogaatparameters zoals tactiele terugkoppeling,
generatorimpedantie, amplitude van een intracardiaal electrogram,
katheterpositie op een visualisatiesysteem ten opzichte van de anatomie of het
gebruik van aanvullende producten zoals intracardiale echo. Het is vastgesteld
dat het contact tussen katheter en weefsel een determinant is van individuele
laesieafmetingen en bijwerkingen (d.w.z. *steam pop*, trombus of verkoold
weefsel) via ex vivo weefselpreparaties en in vivo preklinische studies werden
opgenomen in het distale uiteinde van cardiale ablatiekatheters. De introductie
van krachtdetecterende katheters zorgde ervoor dat artsen toegang kregen tot
aanvullende feedback over de mechanische koppeling tussen het katheteruiteinde
en het weefsel. Dit levert aanvullende feedback op voor consistente
RF-toepassingen. Het gebruik van contactkracht is nu een ontwikkelde,
geavanceerde technologie voor ablatie met open irrigatie met een aantal jaren
klinische ervaring. Het geeft een groot potentieel voor verbetering van de
veiligheid en verhoging van het slagingspercentage van AF-ablatieprocedures
door suboptimale en excessieve contactkracht tijdens ablatie te verminderen.
Boston Scientific (BSC) heeft de IntellaNav* StablePoint-katheter ontwikkeld,
een 8,5 F compatibele, stuurbare, open irrigatie, radiofrequente
ablatiekatheter met meerdere diagnostische elektroden, die gebruikmaakt van het
bestaande BSC OI-platform en incrementeel de mogelijkheid biedt om de kracht
toegepast op het distale uiteinde te meten. De katheter bevat
krachtdetecterende elementen met behoud van de belangrijkste therapeutische
functionaliteit van de eerdere reeks Blazer* OI-katheters (inclusief beide
Blazer* open irrigatie en IntellaNav* open irrigatie [BOI-NOI]) gerelateerd aan
RF-toediening, koelprestaties en manoeuvreerbaarheid in de cardiale ruimte.
Naast de mogelijkheid tot detectie van de contactkracht, is de IntellaNav*
StablePoint-katheter ook in staat om lokale impedantie te meten via
DIRECTSENSE*-technologie. Lokale impedantie is een maat voor de
impedantie-eigenschappen dichtsbij de distale elektrode van de katheter. Dit
levert een diagnostische meeteenheid op,die in combinatie met andere klinische
maten kan worden gebruikt om de arts te informeren over de nabijheid van de
katheter ten opzichte van het cardiale weefsel en de resistieve verwarming
direct onder de ablatie-elektrode. Het is in zowel preklinische als klinische
omgevingen vastgesteld dat lokale impedantie gemeten op het uiteinde van de
ablatiekatheter een superieure methode biedt om de koppeling tussen katheter en
weefsel te beoordelen in vergelijking met generatorimpedantie. Daarnaast is een
sterke correlatie aangetoond tussen lokale impedantiedaling en laesievorming,
zowel preklinisch (in vitro en in vivo) als in de klinische omgeving via pace
capture. Veranderingen in de weefseltemperatuur als gevolg van lokale
verwarming met toepassing van radiofrequente (RF) energie tijdens
katheterablatie, resulteren in afnemende lokale elektrische weerstand rondom de
RF-elektrode en een karakteristieke afname van de lokale impedantie. De
monitoring van elektrode-impedantie veranderingen via de ablatiegenerator kan
realtime terugkoppeling geven over de respons van het weefsel op RF-ablatie.
Zowel de detectie van contactkracht als de lokale impedantie-capaciteiten die
in de StablePoint-katheter zijn geïmplementeerd, kunnen ablatieprocedures
verbeteren, omdat het aanvullend gebruik ervan een voordeel kan opleveren ten
opzichte van het gebruik van slechts één meeteenheid. Bij het in vitro en in
vivo bestuderen van de complementaire aard van de twee functies bij discrete
laesies, bleek dat de bevestiging van stabiel mechanisch contact en de weergave
van realtime lokale impedantiedalingen een significante vermindering van de
RF-duur mogelijk maakten terwijl er ononderbroken lineaire laesies werden
gevormd.
Het IntellaNav StablePoint-kathetersysteem bestaat uit de IntellaNav
StablePoint-katheter en -kabel, de Maestro krachtdetecterende aansluitdoos en
de krachtberekenings software module. Bij gebruik met het Rhythmia HDx*-
mappingsysteem met software 4.0.1 of hoger en het BSC-hartablatiesysteem, kan
het krachtdetecterende systeem worden gebruikt voor de behandeling van
geneesmiddelenresistente, terugkerende, symptomatische paroxismale
atriumfibrillatie. Het kathetersysteem is gebaseerd op BSC*s Blazer* en
IntellaNav* open irrigatie ablatiekatheter platform. Dit platform is onderzocht
in de klinische onderzoeken BLOCk-CTI en ZERO AF en het is aangetoond dat het
veilig en effectief te gebruiken is.
Het IntellaNav StablePoint-kathetersysteem ontving op 5 juni 2020 de
CE-markering en zal commercieel verkrijgbaar zijn in geografische gebieden die
CE-markeringen accepteren.
Doel van het onderzoek
De veiligheid en effectiviteit aantonen van de IntellaNav StablePoint-katheter
en het krachtsensingsysteem met DIRECTSENSE voor de behandeling van
geneesmiddelresistente, recidiverende, symptomatische paroxysmale
atriumfibrillatie (PAF).
Onderzoeksopzet
Het NEwTON AF-onderzoek is een multicenter, wereldwijd, prospectief, éénarmig
onderzoek om de veiligheid en effectiviteit van de IntellaNav
StablePoint-katheter en het krachtsensingsysteem vast te stellen bij
proefpersonen met symptomatische, geneesmiddelresistente, recidiverende
paroxismale atriumfibrillatie. Het onderzoek zal worden uitgevoerd in
Noord-Amerika, Europa en Azië-Pacific. Na 6 maanden is een eindpuntanalyse
gepland en deze zal worden uitgevoerd nadat alle 299 proefpersonen voor
BEHANDELING de follow-up na 30 dagen hebben voltooid en 183 proefpersonen voor
BEHANDELING de follow-up na 6-maanden hebben voltooid. Als de effectiviteit bij
de eindpuntanalyse na 6 maanden niet wordt aangetoond, kan deze bij de
eindpuntanalyse na 12 maanden opnieuw worden beoordeeld. Alle proefpersonen die
de indexprocedure met de onderzoeksapparatuur ondergaan, worden tot 12 maanden
opgevolgd.
Inschatting van belasting en risico
Risico's verbonden aan een ablatieprocedure. Risico's verbonden aan de RF
ablatieprocedure verschillen niet van de standaard ablatieprocedure.
Publiek
Lambroekstraat (Green Square) 5D
Diegem 1831
BE
Wetenschappelijk
Lambroekstraat (Green Square) 5D
Diegem 1831
BE
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
* Een voorgeschiedenis met recidiverend symptomatisch paroxismaal
atriumfibrilleren (PAF), gedefinieerd als atriumfibrilleren (AF) dat spontaan
of met interventie (procedure of medicamenteuze behandeling) stopt binnen zeven
dagen na het ontstaan ervan. Minimaal wordt het volgende gedocumenteerd:
o een aantekening van de arts waarin recidiverend, zelf-terminerend
atriumfibrilleren (AF) wordt vermeld met ten minste twee symptomatische
AF-episodes in de voorgeschiedenis van de patiënt in de 6 maanden voorafgaand
aan de inschrijving, en
o een elektrocardiografisch gedocumenteerde AF-episode in de 12 maanden
voorafgaand aan de inschrijving.
* Proefpersonen die in aanmerking komen voor een ablatieprocedure voor PAF
volgens de 2017 HRS expert consensus statement on catheter ablation of atrial
fibrillation;
* Proefpersonen die niet reageren op of met een intolerantie voor ten minste
één antiaritmicum van klasse I of klasse III, of met een contra-indicatie voor
een geneesmiddel van klasse I of III;
* Proefpersonen die geïnformeerde toestemming willen en kunnen geven;
* Proefpersonen die aan alle testen die met dit klinisch onderzoek verband
houden, willen en kunnen deelnemen in een goedgekeurd klinisch
onderzoekscentrum;
* Proefpersonen van 18 jaar of ouder of die volgens hun specifieke nationale of
staatswetgeving wettelijk geïnformeerde toestemming kunnen geven.
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
* Proefpersonen met New York Heart Association (NYHA)-klasse III of IV
hartfalen < 180 dagen voorafgaand aan de inschrijving
* Diameter van het linker atrium > 5,0 cm of volume van het linker atrium > 50
ml/m² geïndexeerd op basis van het meest recent uitgevoerde echocardiogram
* Linkerventrikelejectiefractie < 35% op basis van het meest recent uitgevoerde
echocardiogram
* Aanhoudende AF die langer dan zeven (7) dagen duurt
* Proefpersonen die eerder een hartablatie van het linker atrium hebben
ondergaan (RF, cryo, chirurgisch)
* Atriumfibrilleren secundair aan een verstoring van de elektrolytenbalans, een
schildklieraandoening of met een reversibele of niet-cardiale oorzaak
* Proefpersonen die in de 30 dagen voorafgaand aan de inschrijving een
hartablatie of operatie hebben ondergaan
* Een geïmplanteerde pacemaker, ICD, CRT-apparaat of een geïmplanteerde aritmie
loop-recorder
* Actieve systemische infectie
* Instabiele angina of aanhoudende myocardiale ischemie
* Myocardinfarct (MI) in de 90 dagen voorafgaand aan de inschrijving
* Bewijs van myxoom, linker-atriumtrombus of intracardiale murale trombus
* Eerdere hartchirurgie (d.w.z. ventriculotomie, atriotomie, CABG, PTCA, PCI,
coronaire stentingprocedures) * 90 dagen voorafgaand aan inschrijving.
* Ernstige klepaandoening, waaronder mechanische prothetische mitraliskleppen
of tricuspidaliskleppen (patiënten met succesvol herstel van de mitralisklep
toegestaan * annulaire ring wordt beschouwd als herstel);
* Elke voorgeschiedenis van een gedocumenteerd cerebraal infarct, TIA of
systemische embolie [met uitzondering van een postoperatieve diepe veneuze
trombose (DVT)] < 180 dagen voorafgaand aan de inschrijving.
* Matige tot ernstige mitralisstenose (ernst beoordeeld aan de hand van de
meest recente TTE * 180 dagen voorafgaand aan de inschrijving. Gedefinieerd als
een systolische longarteriedruk > 30 mmHg)
* Aanwezigheid van een occlusieapparaat in het linker hartoor
* Interatriale baffle, sluitingsapparaat, patch, of patent foramen ovale
(PFO)-afsluiter
* Proefpersonen die naar het oordeel van de onderzoeker een levensverwachting
hebben van minder dan twee (2) jaar
* Vrouwen in de vruchtbare leeftijd die zwanger zijn, of van plan zijn zwanger
te worden tijdens de onderzoeksperiode (beoordelingsmethode naar het oordeel
van de onderzoeker)
* Gebruik van amiodaron in de 60 dagen voorafgaand aan de inschrijving
* Carotisstenting of endarteriëctomie
* Nieraandoening stadium 3B of hoger (geschatte glomerulusfiltratiesnelheid,
eGFR < 45 ml/min)
* Bekende stollingsstoornis (bijv. de ziekte van von Willebrand, hemofilie)
* Elke bekende contra-indicatie voor een AF-ablatie
* Elke bekende contra-indicatie voor antistolling (bijv. patiënten die geen
heparine of een aanvaardbaar alternatief kunnen krijgen om een adequate
antistolling te bereiken)
* Embolusfilterapparaat voor de vena cava en/of bekende femorale trombus die
het inbrengen van de katheter volgens de femorale benadering verhindert
* Een bekende overgevoeligheid voor contrastmiddelen (indien vereist tijdens de
procedure) die niet kan worden gecontroleerd met premedicatie
* Reumatische hartziekte
* Aanwezigheid van een intramurale trombus, tumor of andere abnormaliteit die
vasculaire toegang of manipulatie van de katheter onmogelijk maakt
* Proefpersonen die niet in staat of niet bereid zijn om de follow-upbezoeken
en onderzoeken tijdens de duur van het klinisch onderzoek te voltooien
* Proefpersonen die momenteel zijn ingeschreven in een ander onderzoek of
onderzoeksregister dat het huidige onderzoek rechtstreeks zou beïnvloeden,
behalve wanneer de proefpersoon deelneemt aan een verplichte
overheidsregistratie of een louter observationele registratie zonder
geassocieerde behandelingen; elk geval moet aan de opdrachtgever worden gemeld
om de geschiktheid te bepalen.
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
ClinicalTrials.gov | NCT04580914 |
CCMO | NL79342.100.21 |