Het primaire doel van deze studie is het evalueren van het effect van stabiele gelijktijdig toegediende OXC (als monotherapie of aanvullende therapie) op de PK van PSL in deelnemers met epilepsie, in vergelijking met deelnemers die gelijktijdig met…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Convulsies (incl. subtypes)
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
De primaire farmacokinetische variabelen omvatten Cmax, tmax, AUC* en CL/Fss
verkregen uit de plasmaconcentratie-tijd-profielen voor PSL:
- Cmax: maximale waargenomen plasmaconcentratie
- tmax: tijd van maximale concentratie
- AUC*: oppervlakte onder de curve gedurende een toedieningsperiode (12 uur)
- CL/Fss: schijnbare totale klaring bij steady-state
Secundaire uitkomstmaten
Farmacokinetische parameters
De secundaire PK-variabele is de dalconcentratie in plasma van MHD
(OXC-metaboliet) vóór, tijdens en na toediening aan steady-state met PSL.
Bovendien zullen de secundaire PK-variabelen voor PSL-metabolieten
(UCB1431322-000 en UCB1447499-000) Cmax, tmax, AUC* en de verhouding van
metaboliet tot PSL op basis van AUC* omvatten.
De volgende andere PK-variabelen zullen tijdens het onderzoek worden beoordeeld:
- Lage plasmaconcentraties van LEV, LTG of BRV vóór, tijdens en na toediening
aan steady-state met PSL
- Vergelijking van plasmaconcentraties van MITRA-microsampling (gedroogd bloed)
met veneuze monstername voor PSL
Veiligheid parameters
- Incidentie van AE's en SAE's
- Veranderingen in vitale functies (polsslag [PR], ademhalingsfrequentie [RR],
SBP en DBP)
- Veranderingen in klinische laboratoriumtestresultaten (hematologie,
serumchemie en urineanalyse)
- Veranderingen in 12-afleidingen ECG-parameters
- bevindingen lichamelijk onderzoek
Achtergrond van het onderzoek
Padsevonil (PSL; eerder bekend als UCB0942) is een nieuw chemisch middel met
selectieve dubbele synaptische vesikel eiwit 2 (SV2) en centrale benzodiazepine
receptor (cBZR) affiniteit. Het wordt momenteel onderzocht voor de behandeling
van partiele epilepsie bij volwassen patiënten met moeilijk behandelbare
epilepsie.
Veel anti-epileptica (AED's) zijn geassocieerd met interacties tussen
geneesmiddelen. Preklinische gegevens wijzen erop dat het PSL-metabolisme
hoofdzakelijk wordt gemedieerd door cytochroom P450 (CYP)3A4 met een geringe
betrokkenheid van CYP2C19. Hierdoor kan de PSL-blootstelling worden gewijzigd
door CYP3A4-remmers en -inductoren. Er is al aangetoond dat bij gelijktijdige
toediening van een sterke CYP3A4-inductor (carbamazepine) de blootstelling aan
PSL (UP0002) aanzienlijk vermindert.
Dit is een fase 1, multicenter, open-label onderzoek in deelnemers met
epilepsie, om de farmacokinetische (PK) interactie tussen PSL en oxcarbazepine
(OXC) te evalueren, een veel voorkomende AED waarvan bekend is dat het CYP3A4
induceert (Spina et al., 1996) en daarom een **negatief effect zou kunnen
hebben op de werkzaamheid van PSL als de blootstelling daardoor aanzienlijk
wordt verminderd.
Doel van het onderzoek
Het primaire doel van deze studie is het evalueren van het effect van stabiele
gelijktijdig toegediende OXC (als monotherapie of aanvullende therapie) op de
PK van PSL in deelnemers met epilepsie, in vergelijking met deelnemers die
gelijktijdig met levetiracetam (LEV-), lamotrigine (LTG)- of brivaracetam
(BRV)-therapie in stabiele doses worden behandeld.
De secundaire doelstellingen van deze studie zijn:
- Evalueren van de plasmaconcentraties van MHD (circulerende metaboliet van
OXC) vóór, tijdens en na toediening van herhaalde doses PSL
- Evalueren van het effect van stabiele gelijktijdig toegediende OXC (als
monotherapie of aanvullende therapie) op het plasma PK van PSL-metabolieten,
UCB1431322-000 en UCB1447499-000, bij deelnemers met epilepsie, in vergelijking
met deelnemers die gelijktijdig met LEV-, LTG- of BRV-therapie in stabiele
doses worden behandeld.
- Evalueren van de veiligheid en verdraagbaarheid van gelijktijdige toediening
van PSL met stabiele OXC-, LEV-, LTG- of BRV-therapie.
De verkennende doelstellingen van deze studie zijn:
- Evalueren van de plasmaconcentraties van LTG, LEV en BRV vóór, tijdens en na
toediening van herhaalde doses van PSL. (Bloedmonsters voor plasmaconcentraties
van LEV-, LTG- en BRV-monsters zullen tijdens het onderzoek worden verzameld en
opgeslagen; metingen worden gedaan als noodzakelijk blijkt.)
- Evalueren en vergelijken van de PK van PSL in veneus bloed- en
MITRA-bloedmonsters(gedroogd bloed), na toediening van PSL in deelnemers met
epilepsie op stabiele, gelijktijdig toegediende OXC, in vergelijking met
deelnemers die gelijktijdig met LEV-, LTG- of BRV-therapie in stabiele doses
worden behandeld
Onderzoeksopzet
Dit is een fase 1, multicenter, open-label studie bij deelnemers met epilepsie,
om het effect van oxcarbazepine (OXC) op de PK en de veiligheid en
verdraagbaarheid van Padsevonil (PSL) te evalueren.
Een totaal van 28 studiedeelnemers zal worden geëvalueerd in de volgende 2
groepen (14 studiedeelnemers per groep):
- Groep 1 (inductoren): deelnemers die een stabiele behandeling krijgen van OXC
(ten minste 1200 mg/dag als monotherapie of als aanvulling op LEV, LTG of BRV).
Oxcarbazepine kan worden gebruikt als monotherapie (ten minste 7
studiedeelnemers) of in combinatie met 1 of meer van LEV, LTG, of BRV). (Voor
aanvullende therapie moet de dosering van elke AED in de combinatie [OXC + LEV,
OXC + BRV of OXC + LTG] binnen het bereik vallen dat per label wordt gebruikt.)
- Groep 2 (Neutraal [controle]): deelnemers die een stabiele behandeling
krijgen met LTG (ten minste 150 mg/dag monotherapie of aanvullend op LEV of
BRV), LEV (ten minste 1 g/dag monotherapie of als aanvulling op LTG) of BRV
(tot tot 200 mg/dag als aanvulling op LTG). LTG of LEV kunnen als monotherapie
(ten minste 7 studiedeelnemers) of in combinatie met elkaar worden gebruikt.
BRV mag alleen in combinatie met LTG worden gebruikt. (Voor aanvullende
therapie, de dosering van elke AED in de combinatie [LTG + LEV of LTG + BRV]
moet binnen het bereik liggen dat per label wordt gebruikt.)
Padsevonil wordt gedoseerd tot steady-state (4,5 dagen) in beide groepen en het
effect van achtergrondtherapie op PSL PK zal in steady-state worden beoordeeld.
Onderzoeksproduct en/of interventie
De studie bestaat uit 12 dagen behandeling met PSL, in een opbouwschema met toenemende doses PSL, beginnend bij 100 mg tweemaal daags PSL tot 400 mg tweemaal daags en vervolgens terug naar 100 mg tweemaal daags.
Inschatting van belasting en risico
Deelname aan het onderzoek geeft het risico van mogelijke bijwerkingen van de
studiemedicatie en studieprocedures. Patiënten zullen tijdens de
behandelingsperiode nauwlettend worden gevolgd. Vitale controles en ECG's
zullen dagelijks worden geëvalueerd, evenals een regelmatige CSSRS-vragenlijst.
Veiligheidsfarmacologieonderzoeken hebben geen belangrijke nadelige effecten
aangetoond op het ademhalingssysteem en het centraal zenuwstelsel (CZS) bij
orale toediening, in farmacologische onderzoeken met een enkele dosis (ratten)
en in toxiciteitstudies met herhaalde doses (ratten, honden). Een lichte
verlenging van QTc (*10%) werd gevonden in een 4 weken durende studie bij
honden en een telemetriestudie met een enkele dosis, bij vrije
plasmaconcentraties die minstens 6 keer hoger waren dan de gemiddelde vrije
piekplasmaconcentratie die werd bereikt bij epilepsiepatiënten. Dit werd niet
gezien in andere (pre) klinische studies. Valvulaire inflammatoire
celinfiltratie werd waargenomen in een 39 weken durende hondenstudie. Deze
bevindingen werden niet waargenomen in andere (pre)klinische studies. Kleine,
voorbijgaande verhogingen van de hartslag en veranderingen in de arteriële druk
(hypertensie bij ratten en hypotensie bij honden) die voornamelijk uit
afzonderlijke doses voorkomen, houden waarschijnlijk verband met de
GABAA-farmacologische activiteit. Dit werd ook gezien in klinische studies.
PSL is toegediend in 8 afgeronde klinische onderzoeken, bij mannelijke en
vrouwelijke deelnemers. Enkelvoudige doses werden toegediend tot 490 mg (26
gezonde vrijwilligers). Herhaalde doses werden toegediend tot 400 mg tweemaal
daags, tot 12 dagen. In totaal werden 129 gezonde vrijwilligers en 20
epilepsiepatiënten blootgesteld aan een enkele dosis Padsevonil. Bovendien
werden 103 gezonde vrijwilligers en 20 epilepsiepatiënten blootgesteld aan
meerdere doses Padsevonil.
Er waren geen doden. De bijwerkingen van studiedeelnemers waren over het
algemeen beperkt tot CZS-effecten en deze waren consistent met de bekende
farmacologie, dosisgerelateerd in frequentie en intensiteit, zelflimiterend en
hadden de neiging om tijdens de eerste paar dagen van dosering te verminderen.
Drie psychiatrische SAE's werden gerapporteerd, waarvoor opname nodig was.
Publiek
Allée de la Recherche 60
Brussels 1070
NL
Wetenschappelijk
Allée de la Recherche 60
Brussels 1070
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
1. Een door een onafhankelijke ethische commissie (IEC) goedgekeurd schriftelijk ICF is ondertekend en gedateerd door de deelnemer.
2. De deelnemer aan de studie wordt als betrouwbaar beschouwd en is in staat om het protocol na te leven (bijv dagboeken begrijpen en invullen), het onderzoeksschema te begrijpen en medicatie in te kunnen nemen, volgens het oordeel van de onderzoeker.
3. Studie deelnemer is man of vrouw tussen de 18 en 64 jaar, inclusief, met een diagnose epilepsie volgens de classificatie International League Against Epilepsy (ILAE) (Fisher et al., 2014).
4. De deelnemer aan het onderzoek wordt momenteel behandeld voor epilepsie met stabiele doses van het volgende voor minimaal 3 maanden:
a) Groep inductoren: OXC (minstens 1200 mg / dag als monotherapie of in combinatie met BRV [tot 200 mg / dag], LEV [ten minste 1 g / dag] of LTG [ten minste 150 mg / dag]); of b) Neutrale (controle) groep: LTG (ten minste 150 mg / dag monotherapie of aanvullend op LEV of BRV), LEV (ten minste 1 g / dag monotherapie of als aanvulling op LTG) of BRV (tot 200 mg / dag als aanvulling op LTG).
5. Onderzoeksdeelnemer in de Inducers Group neemt OXC en heeft een dalspiegel van de OXC-metaboliet (MHD) in het doelbereik (*12,0 tot *35,0 mcg / ml). Tijdens het screeningsbezoek, moet het bloedmonster uiterlijk op dag -7 worden verzameld (bij MHD-herbeoordeling, indien nodig, niet later dan dag -4).
6. De deelnemer aan de studie verkeert in het algemeen in goede lichamelijke en geestelijke gezondheid, naar de mening van de onderzoeker, bepaald op basis van de medische voorgeschiedenis en een algemeen klinisch onderzoek tijdens de keuring (dwz de deelnemer aan het onderzoek heeft geen medische voorgeschiedenis, buiten epilepsie, die klinisch significant is en hun deelname aan het onderzoek).
7. De deelnemer aan het onderzoek heeft klinische laboratoriumtestresultaten binnen de lokale referentiewaarden, tenzij waarden worden beschouwd als niet klinisch significant door de onderzoeker en dit is goedgekeurd door de UCB studiarts. Laboratoriumparameters buiten de referentiewaarden kunnen opnieuw worden getest en indien het hertestresultaat ligt binnen de normaalwaarden, of wordt beschouwd als klinisch niet relevant voor het onderzoek, is de
deelname aan het onderzoek toegestaan. Alanine-aminotransferase (ALT), aspartaat aminotransferase (AST) of alkalische fosfatase (ALP) moet binnen de normale grenzen liggen. Lever-enzymen die tot 25% boven de bovengrens liggen, mogen eenmaal worden herhaald en moeten zich dan binnen de normaalwaarden bevinden vóór inclusie.
8. Deelnemer aan het onderzoek heeft een body mass index (BMI) van 18 tot 35kg / m², inclusief, met een lichaamsgewicht van minimaal 50kg (mannen) of 45kg (vrouwen).
9. Deelnemer aan de studie heeft bloeddruk en polsfrequentie binnen de normaalwaarden in liggende positie na 5 minuten rust (SBP: 90 mmHg tot 145 mmHg, DBP: 40 mmHg tot 95 mmHg, PR: 40 bpm tot 100 bpm). Alle waarden buiten het normale bereik, maar die volgens de onderzoeken niet klinisch significant zijn, zijn toegestaan.
10. Vrouwelijke studie deelnemer heeft een negatieve serum zwangerschapstest tijdens de keuring en stemt ermee in om een efficiënte vorm van anticonceptie te gebruiken voor de duur van het onderzoek (tenzij ze postmenopausaal is [gedefinieerd als geen menstruatie gedurende 12 maanden zonder een andere medische oorzaak]; een hoog follikelstimulerend hormoon binnen het postmenopauzale bereik, kan ter bevestiging worden gebruikt om een postmenopauzale staat bij vrouwen die geen hormonale anticonceptie of hormonale vervanging therapie gebruiken.) Hormonale anticonceptie kan gevoelig zijn voor een interactie met het IMP, hetgeen kan de werkzaamheid van de anticonceptiemethode verminderen. Door de potentieel verminderde werkzaamheid van elke vorm van hormonale anticonceptiemethode is toevoeging van een barrièremethode vereist (bij voorkeur een mannelijk condoom).
Anticonceptiemethoden die worden beschouwd als een efficiënte vorm van anticonceptie:
- Gecombineerde (oestrogeen en progestageen bevattende) hormonale anticonceptie (oraal, implantaat, of injecteerbaar) geassocieerd met remming van ovulatie in combinatie met een barrière methode (bij voorkeur mannelijk condoom)
- Progestogeen-alleen hormonale anticonceptie geassocieerd met remming van de eisprong in
combinatie met een barrièremethode (bij voorkeur mannelijk condoom)
- Spiraal (IUD)
- Intra-uterien hormoonafgevend systeem (IUS) in combinatie met een barrièremethode
(bij voorkeur mannelijk condoom)
- Bilaterale afsluiting van de eileiders
- Partner heeft vasectomie ondergaan
- Seksuele onthouding. Echte onthouding is een acceptabele vorm van anticonceptie wanneer dit in overeenstemming is met de gewenste en gebruikelijke levensstijl van de persoon. Periodieke onthouding (bijv. ovulatie kalenders, temperatuurmethoden, postovulatiemethoden), verklaring van onthouding voor de duur van de studie en terugtrekken zijn geen acceptabele anticonceptiemethoden.
- Progestogeen-alleen orale hormonale anticonceptie, waarbij remming van de ovulatie niet de primaire werkingswijze is, in combinatie met een barrièremethode (bij voorkeur mannelijk condoom)
- Condoom voor mannen of vrouwen met zaaddodend middel (dubbele barrière)
- Dop, diafragma of spons met zaaddodend middel
Voor een goede anticonceptie moeten vrouwen die hormonale anticonceptie gebruiken, een efficiënte barrière-anticonceptie gebruiken gedurende de 3 maanden na het einde van de studie (dwz voor 3 maanden na de laatste inname van studiemedicatie).
11. Mannelijke onderzoeksdeelnemer gaat ermee akkoord dat hij gedurende de onderzoeksperiode, wanneer hij geslachtsgemeenschap heeft met een vrouw in de vruchtbare leeftijd, een efficiënte barrière-anticonceptiemiddel (condoom plus zaaddodend middel) gebruikt EN dat de respectieve partner een aanvullende efficiënte anticonceptiemethode zal gebruiken (bijv. pillen, IUD's, IUS's of diafragma en zaaddodend middel).
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Deelnemers aan het onderzoek mogen zich niet inschrijven voor het onderzoek als aan een van de volgende criteria is voldaan:
1. De deelnemer aan de studie ontving eerder het IMP dat in deze studie wordt toegediend.
2. De deelnemer aan het onderzoek heeft deelgenomen aan een ander onderzoek naar een onderzoeksmedicijn (of een medisch hulpmiddel) in de laatste 3 maanden voorafgaand aan de keuring (of 5 halfwaardetijden, afhankelijk van welke langer) of neemt momenteel deel aan een andere studie van een onderzoekmedicijn (of een medisch apparaat).
3. Studie deelnemer heeft een bekende overgevoeligheid voor een van de componenten van de IMP zoals vermeld in dit protocol
4. De deelnemer aan het onderzoek heeft een een psychiatrische voorgeschiedenis of aandoening die, naar de mening van de Onderzoeker, zijn / haar veiligheid of het vermogen om deel te nemen aan deze studie in gevaar kan brengen, of een voorgeschiedenis van schizofrenie, of andere psychotische stoornis, bipolaire stoornis of ernstige unipolaire depressie. De aanwezigheid van een psychiatrische voorgeschiedenis die lijdt tot exclusie van de deelnemer, zal worden bepaald op basis van de psychiatrische voor geschiedenis verzameld tijdens de keuring.
5. De deelnemer aan de studie heeft een tijdens zijn/haar leven een zelfmoordpoging gedaan (hieronder wordt verstaan een daadwerkelijke poging, onderbroken poging of afgebroken poging), of heeft zelfmoordgedachten gehad in de afgelopen 6 maanden, zoals aangegeven door een positieve reactie ("Ja") op vraag 4 of vraag 5 van de "Keuring/ Baseline" -versie van de C-SSRS tijdens het baseline bezoek.
6. De deelnemer aan het onderzoek heeft een medische aandoening die, naar de mening van de onderzoeker, het vermogen van de deelnemer om aan deze studie deel te nemen in gevaar zou brengen of zou schaden.
7. De deelnemer aan het onderzoek heeft in het afgelopen jaar een status epilepticus gehad.
8. Deelnemer van het onderzoek heeft een voorgeschiedenis of aanwezigheid van drugs- of alcoholverslaving, of een positieve test voor alcohol en / of drugs tijdens de keuring of op dag -1.
9. Deelnemer aan het onderzoek heeft een consumptie van meer dan 3 eenheden alcohol / dag in het geval van vrouwen, meer dan 4 eenheden alcohol / dag in het geval van mannen.
10. Deelnemer rookt meer dan 5 sigaretten per dag (of equivalent) of heeft dit binnen gedaan 6 maanden voorafgaand aan de keuring.
11. Deelnemer aan het onderzoek heeft een inname van meer dan 600 mg cafeïne per dag binnen 7 dagen voorafgaand aan het baselinebezoek en stemt er niet mee in het gebruik binnen de limiet te beperken voor de duur van het onderzoek (200 ml koffie bevat ongeveer 100 mg cafeïne, 200 ml zwarte thee ongeveer 30 mg en 200 ml cola ongeveer 20 mg).
12. Deelnemer gebruikt grapefruit, starfruit of pawpaw (als drank, fruit of supplementen)
binnen 72 uur vóór de eerste toediening van het IMP. Deze vruchten zijn niet toegestaan **tijdens de
Behandelingsperiode en gedurende het hele onderzoek.
13. Deelnemer aan het onderzoek heeft:
- > 2,0x bovengrens van normaal (ULN) van een van de volgende:
* ALT
* AST
* ALP
-OF-
- ULN totaal bilirubine (*1,5xULN totaal bilirubine bij bekend Gilbert-syndroom).
Als de studiedeelnemer alleen verhoging heeft van het totaal bilirubine van > ULN en <1.5xULN, kan het bilirubine worden gefractioneerd om een **mogelijk niet-gediagnosticeerd Gilbert-syndroom te identificeren (directe bilirubine <35%).
Voor een gerandomiseerde studiedeelnemer met een baseline > ULN voor ALT, AST, ALP of totaal bilirubine, moet een diagnose en / of de oorzaak van een klinisch significante verhoging worden begrepen en vastgelegd.
Als de studiedeelnemer >ULN ALT, AST of ALP heeft die niet voldoet aan de exclusiecriteria bij keuring, herhaal de testen, indien mogelijk, voorafgaand aan de dosering om er zeker van te zijn dat er geen verdere klinisch significantee toename is. In geval van een klinisch relevante toename, moet deelname aan het onderzoek van deze deelname worden besproken met de UCB-studiearts.
Uitslagen die tot maximaal 25% boven de normaalwaaden zijn voor ALT, AST of ALP, kunnen eenmaal worden herhaald voor bevestiging. Als de uitslag weer buiten de normaalwaarden is, kan de studiedeelnemer niet worden geincludeerd.
14. Deelnemer aan het onderzoek heeft een bloed- of plasmadonatie gedaan of een vergelijkbaar bloedverlies gehad (> 400 ml) in de laatste 3 maanden voorafgaand aan de keuring.
15. Deelnemer aan het onderzoek heeft een voorgeschiedenis of huidige aandoening van ademhalings- of cardiovasculaire systeem, bijv. hartinsufficiëntie, coronaire hartziekte, hypertensie, aritmie, tachyaritmie, of een hartinfarct.
16. Deelnemer van de studie heeft een klinisch relevante ECG-bevinding tijdens de keuring of bij het baseline bezoek. De deelnemer aan het onderzoek heeft een afwijking in het 12-afleidingen ECG die, naar de mening van de Onderzoeker de risico's verbonden aan deelname aan het onderzoek verhoogd. Bovendien zal elke deelnemer aan het onderzoek met een van de volgende bevindingen zal worden geexcludeerd: (a) QT-interval
gecorrigeerd voor hartslag met behulp van de formule van Bazett (QTcB) of de formule van Fridericia (QTcF) > 450ms in 2 van de 3 ECG-opnamen; (b) andere geleidingsafwijkingen (gedefinieerd als PR-interval *220ms); (c) onregelmatige ritmes anders dan sinusritmestoornissen of incidentele, zeldzame supraventriculaire of zeldzame ventriculaire ectopische slagen. In het geval van een resultaat buiten de normaalwaarden, zal 1 herhaling
worden toegestaan. Als het onderzoek weer buiten bereik is, kan de studiedeelnemer niet worden geincludeerd.
17. Studie deelnemer heeft een voorgeschiedenis van onverklaarde syncope of een familieanamnese van plotselinge hartdood vanwege het lange QT-syndroom.
18. Onderzoek deelnemer positief testresultaat voor humaan immunodeficiëntie virus-1/2-antilichaam (HIV-1 / 2Ab), hepatitis B-oppervlakte-antigeen (HBsAg) of hepatitis C-antilichaam (HCV-Ab).
19. Vrouwelijke deelnemer heeft een positieve zwangerschapstest, plannen om zwanger te raken tijdens de deelname aan de studie, of geeft borstvoeding.
20. Studie deelnemer gebruikt medicijnen (op recept of niet op recept), waaronder
enzymremmers of -inductoren, vrij verkrijgbare geneesmiddelen, kruiden en voeding
supplementen (inclusief sint-janskruid), of vitamines tot 2 weken of 5 halfwaardetijden van de
respectieve drug (welke langer is) vóór de eerste toediening van IMP en tijdens het
klinische deel van de studie, tenzij vereist om een **AE te behandelen. Dit geldt niet voor toegestane AED's volgens het protocol, orale anticonceptiva onder de 30 *g ethinylestradiol, of postmenopauzale hormoonvervangingstherapie of implantaten, pleisters of IUD's / IUS's die progesteron afgeven (voor vrouwelijke studiedeelnemers).
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2018-001941-16-NL |
CCMO | NL66527.056.18 |