Het doel van dit onderzoek is tweeledig. Het eerste doel is het ontwikkelen van een Herkenningstaak voor jongeren met een OCS, naar analogie van de Herkeningstaak voor volwassenen. Deze Herkenningstaak kan vervolgens gebruikt worden voor de…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Angststoornissen en -symptomen
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Obsessional Beliefs Questionnaire- 44 CV (OBQ- CV): is een vragenlijst waarin
de volgens het cognitieve verklaringsmodel van de dwangstoornis belangrijke
cognities of interpretaties worden gemeten. De vragenlijst bestaat uit 44 items
en meet 5 cognitieve domeinen die relevant zijn voor OCS: Overschatting van
gevaar, verantwoordelijkheidsgevoel, overwaardering van het belang van
gedachten, overwaardering van het belang om volledige controle te hebben over
de eigen gedachten, perfectionisme en het niet kunnen verdragen van
onzekerheid. Dit instrument wordt gebuikt om de interpretaties te meten na de
training De OBQ-CV Totaal en alle subschalen hebben een sterke interne
consistentie (.96 voor de totale score, .91 voor Responsibility/Threat
Estimation, .94 voor Perfectionism/ Certainty en .91 for Importance/Control of
Thoughts). De convergente validiteit is goed (Coles, Wolters, Sochting, De
Haan, Pietrefesa & Whiteside, 2010).
Leyton Obsessional Inventory - Child Version (LOI-CV): De LOI-CV is een
vragenlijst die ontwikkeld is om de frequentie en de mate van interferentie
door dwangsymptomen te meten. De vragenlijst dient twee keer door het kind
gescoord te worden: de eerste keer geeft het kind met *ja* of *nee* aan of het
dwangsymptoom al dan niet aanwezig is, de tweede keer dient het kind bij de
ja-scores op een vierpunts Likertschaal aan te geven in hoeverre het kind er
last van heeft in het dagelijks leven. Er zijn drie totaalscores: voor de
frequentie (cut-off score 15), voor de interferentie (cut-off score 25) en voor
de frequentie en de interferentie bij elkaar opgeteld. (Flament, Whitaker et
al., 1988, aangehaald in De Haan & Wolters, 2009, p.26). Uit onderzoek blijkt
dat (de Engelse versie van ) de vragenlijst over een goede interne consistentie
( Cronbach*s Alfa = .81) beschikt (Berg, Whitaker et al., 1988); de Nederlandse
versie is niet onderzocht. (De Haan & Wolters, 2009, p. 26)
Children's Yale-Brown obsessive compulsive scale (CY-BOCS): de CY-BOCS is een
door de therapeut afgenomen uit 10-items bestaand semigestructureerd interview
om de aard en de ernst van de dwangproblematiek vast te stellen. Het
instrument bestaat uit twee delen: (a) Een door de therapeut te scoren
vragenlijst waarmee de inhoud van de dwanggedachten en de aard van de
dwanghandelingen vastgesteld kunnen worden en (b) semigestructureerd interview
om de ernst van de dwangstoornis vast te stellen. Op een vijfpuntsschaal worden
(voor dwanghandelingen en dwanggedachten afzonderlijk) de volgende parameters
gescoord: (1) de tijd die de dwangklachten in beslag nemen, (2) de verstoring
van het dagelijks leven, (3) de mate van angst en wanhoop, (4) de mate van
verzet en (5) de mate van controle. De range van de CY-BOCS loopt van 0 tot 40
waarbij een score van 16 doorgaans als klinische cut-off score gehanteerd. De
afname van de CY-BOCS neemt ongeveer 15 minuten in beslag. Uit onderzoek blijkt
dat de CY-BOCS betrouwbaar en valide is (Scahill e.a., 1997; Storch e.a.,
2004). . De lijst is in het Nederlands vertaald, maar niet gevalideerd. (De
Haan & Wolters, 2009, p.24).
Secundaire uitkomstmaten
The Revised Child Anxiety and Depression Scale (RCADS) (Chorpita, Yim, Moffitt,
Umemoto, & Francis, 2000; Chorpita, Moffitt, & Gray, 2005). De RCADS is een
zelfbeoordelingsvragenlijst met 47 items die gescoord moeten worden op een
4-puntsschaal (0 = nooit, 1 = soms, 2 = vaak, 3 = altijd). De vragenlijst bevat
zes schalen, die overeenkomen met DSM-IV symptomen van separatieangststoornis
(bijv. *Ik vind het eng als ik niet bij mijn ouders ben*), gegeneraliseerde
angststoornis (bijv. * *s Avonds in bed maak ik mij zorgen over dingen*),
sociale fobie (bijv. *Ik maak me zorgen over wat andere mensen van me denken*),
depressieve stoornis (bijv. *Ik heb nergens meer veel plezier in*),
paniekstoornis (bijv. *Ik ga opeens trillen en beven en ik weet niet hoe dat
komt*) en obsessief compulsieve stoornis (bijv. *Ik moet steeds controleren of
ik dingen goed gedaan heb*). Na het hercoderen van omgekeerd geformuleerde
vragen, worden alles scores bij elkaar opgeteld tot een angstscore. Hoe hoger
de score is, hoe meer symptomen van psychopathologie er zijn. De interne
consistentie van de schalen bleek goed (Chorpita et al., 2005); de alfa*s
varieerden tussen .78 en .88.
Children*s Depression Inventory (CDI) (M. Kovacs, Nederlandse vertaling: B.
Timbremont & C. Braet): De CDI is een screeningsinstrument voor het vaststellen
van een depressieve stemming. De zelfrapportage-vragenlijst bestaat uit 27
items. De items hebben betrekking op cognitieve, affectieve en gedragsmatige
depressiesymptomen en worden beantwoord op een driepuntsschaal. De totaalscore
geeft een indicatie van de ernst van de zelfgerapporteerde depressieve
symptomen. Binnen de klinische praktijk kan de CDI gebruikt worden om kinderen
te detecteren die risico lopen op een depressieve stoornis. Tevens blijkt de
CDI ook sensitief om de effectiviteit van therapeutische interventies na te
gaan. Er zijn normen voor kinderen en jongeren in de leeftijd van 8 tot en met
17 jaar (N= 886) afkomstig uit een niet-klinische populatie en een klinische
populatie. In 2008 is de herziening van de CDI uitgebracht en hiervoor heeft
extra normonderzoek plaatsgevonden: Uitbreiding van de normen naar 7-jarigen,
naar 18-jarigen (waardoor de ganse middelbare school wordt bereikt), extra
Nederlandse data (1361 deelnemers), extra vlaamse data (1729 deelnemers en
uitbreiding van de bestaande normen voor klinische groepen (naar 380
deelnemers).
Achtergrond van het onderzoek
Uit onderzoek is gebleken dat er een relatie bestaat tussen angst en negatieve
interpretaties (interpretatiebias) bij volwassenen. Dat wil zeggen dat angstige
mensen de neiging lijken te hebben om ambigue informatie als meer bedreigend te
interpreteren dan mensen die minder angstig zijn. (Matthews & MacLeod, 2005).
Deze negatieve interpretatiebias lijkt een causale en een in stand houdende rol
te spelen bij angststoornissen (Beck et al., 1985; Muris & Field, 2008;
Matthews & Mackintosh, 2000). Gebleken is dat deze negatieve interpretatiebias
(en daarmee geassocieerde angstige gevoelens) in positieve richting te
manipuleren is bij angstige volwassenen door middel van Cognitive Bias
Modification procedures (CBM-I, Mathews & Mackintosh, 2000). Bij deze training
lezen proefpersonen een kort (sociaal ambigu) verhaal (scenario) dat eindigt
met een woordfragment dat *opgelost* (ingevuld) moet worden. De juiste
oplossing (positief bekrachtigd door directe feedback) van het woordfragment
zorgt ervoor dat een verhaal een positieve uitkomst (oplossing van de
ambiguïteit) oplevert. Op deze manier worden proefpersonen in de positieve
conditie getraind tot het maken van positieve interpretaties bij sociaal
ambigue verhalen (situaties).
Om te onderzoeken in hoeverre de interpretaties van ambigue scenario*s
veranderd waren ten gevolge van de training gebruikte Mathews & Mackintosh
(2000) daarbij een *Herkenningstaak* (gebaseerd op de Herkenninsgtaak van
Eysenk et al. 1991). Bij deze schriftelijk aangeboden taak dienden
proefpersonen een aantal sociaal ambigue situaties te lezen. Vervolgens kregen
zij vier interpretaties van elke situatie aangeboden en dienden zij aan te
geven in hoeverre deze vier interpretaties in overeenstemming waren met de
oorspronkelijke ambigue situatie.
De CBM-I wordt sinds kort tevens toegepast bij de Obsessief Compulsieve
Stoornis (OCS). OCS wordt in de DSM-IV (American Psychiatric Association,
2000) geclassificeerd onder de angststoornissen en wordt gekenmerkt door
obsessies (ongewenste, stressvolle gedachten, beelden of neigingen) en
compulsies (repetitieve handelingen/ gedragingen of cognitieve rituelen). Uit
onderzoek is gebleken dat ook bij OCS negatieve interpretaties een belangrijke
rol spelen: ook bij mensen zonder een OCS veel voorkomende intrusies worden
negatief geinterpreteerd en kunnen zich zo tot obsessies ontwikkelen (Frost &
Steketee, 2002). Dwanghandelingen dienen om de door de obsessies veroorzaakte
angst en spanning te neutraliseren. Clerkin en Teachman (2010) toonden aan dat
negatieve interpretaties van intrusieve gedachten d.m.v. CBM-I omgevormd konden
worden tot gezondere interpretaties. Hierbij is gebruik gemaakt van een
aangepaste Herkenningstaak om het effect te meten. In deze Herkenningstaak is
gebruik gemaakt van de domeinen waarin de verschillende obsessies onder te
brengen zijn: Onzekerheidstolerantie, Inschatting van Dreiging, Controle over
Gedachten, Importantie van Gedachten, Verantwoordelijkheid en Perfectionisme (
OCCWG, 2003; 2005).
De afgelopen jaren is gebleken dat de relatie tussen angst en negatieve
interpretatiebias tevens bij kinderen en adolescenten bestaat (Bögels &
Zigterman, 2000) en dat deze negatieve interpretatiebias bij adolescenten met
sociale angststoornissen in positieve richting te manipuleren is middels CBM-I
(Salemink & Wiers, 2010). Verwacht kan worden dat worden dat de negatieve
interpretaties van kinderen en adolescenten met een dwangstoornis eveneens te
beinvloeden zijn met deze trainingsmethode. Dit is echter nog nooit onderzocht.
Doel van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is tweeledig. Het eerste doel is het ontwikkelen van
een Herkenningstaak voor jongeren met een OCS, naar analogie van de
Herkeningstaak voor volwassenen. Deze Herkenningstaak kan vervolgens gebruikt
worden voor de effectmeting van de interventie (tweede doel van de studie).
Het tweede doel is het evalueren van de Cognitive Bias Modification Training
(CBM-I) bij een groep van 20 jongeren met een OCS, die zowel op de
(dag)kliniek als op de polikliniek in behandeling zijn. Verwacht wordt dat na
een training van een week, dagelijks gedurende een half uur, een daling in het
aantal negatieve interpretaties op de Herkenningstaak is opgetreden, evenals
een daling in de scores op de OBQ.
Onderzoeksopzet
20 jongeren met de diagnose OCS, in behandeling op de (dag)kliniek of de
polikliniek van de Bascule, worden in het onderzoek betrokken. Na informed
consent van zowel de jongere als de ouders, worden vragenlijsten voor het meten
van cognities (MCQ-A,) en voor het vaststellen van de aard en de ernst van de
dwang (CY-BOCS of Padua?) afgenomen. Dezelfde vragenlijsten zullen bij een
controlegroep van 40 jongeren zonder psychische problematiek worden afgenomen.
Uit deze laatste groep zal een gematchede controlegroep worden samengesteld,
die laag scoort op de vragenlijsten voor dwangproblematiek.
Hierna zal bij beide groepen de herziene Herkenningstaak worden afgenomen.
Hierna zullen de scores van beide groepen met elkaar vergeleken worden.
Vervolgens wordt gestart met het interventieonderzoek bij de patienten met een
OCS De 16 jongeren met OCS met de hoogste scores op het meetinstrument voor de
dwang (CY-BOCS) worden gerandomiseerd over een positieve trainingsconditie
(experimentele groep) (8 jongeren) en een neutrale trainingsconditie
(controlegroep) (8 jongeren). De training is dagelijks ongeveer een half uur en
duurt acht dagen. Om de invloed van de training te evalueren worden bij de
deelnemers vooraf en na afloop van de training de OBQ en de Herkenningstaak
afgenomen
Onderzoeksproduct en/of interventie
Er wordt gebruik gemaakt van de Cognitive Bias Modification procedure (CBM-I, Matthews & Mackintosh, 2000). Op deze manier worden proefpersonen in de positieve conditie getraind tot het maken van positieve interpretaties bij ambigue verhalen (situaties). De deelnemers krijgen acht dagen lang iedere dag 50 korte verhaaltjes (scenario's) te lezen. .De scenario>s zijn gebaseerd op de vijf domeinen van de OCS. De deelnemers uit de positieve trainingsconditie kunnen de ambiguïteit van het scenario alleen oplossen op een manier die de negatieve OCS relevante interpretaties tegenspreekt. Zij krijgen een woordfragment dat alleen tot een positief woord kan leiden. Deelnemers in de neutrale conditie krijgen scenarios die niets met de obsessies te maken hebben. ook zij moeten woordfragmenten aanvullen. Deze training duurt per keer ongeveer een half uur.
Inschatting van belasting en risico
De belasting voor de clienten bestaat uit het invullen van extra vragenlijsten.
Dit duurt ongeveer 45 minuten.
Publiek
Meibergdreef 5
1105 AZ Amsterdam
NL
Wetenschappelijk
Meibergdreef 5
1105 AZ Amsterdam
NL
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
diagnose obsessieve compulsieve stoornis
het hebben van obsessies
leeftijd tussen 12 en 18 jaar
informed consent
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
psychose
ernstige depressieve klachten
Opzet
Deelname
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
CCMO | NL35351.018.11 |