De ontwikkeling van een neuraal netwerk dat navigeren mogelijk maakt: Hoe registreren kinderen en adolescenten landmarks?

Het verkennen van een nieuwe omgeving wordt vaak vereenvoudigd door de
aanwezigheid van objecten. Zij helpen je bepalen waar je bent. Echter, niet
alle objecten zijn in dit opzicht even nuttig. Je zal onderscheid moeten maken
tussen objecten die relevante, irrelevante en tegenstrijdige informatie
verschaffen. Recent onderzoek duidt op het bestaan van een neuraal netwerk dat
dit onderscheid registreert. De parahippocampal gyrus (PHG) (onderdeel van de
medial temporal lobe (MTL)) registreert objecten die relevant zijn voor het
onthouden van de route. Daarentegen registreert de middle frontal gyrus
(onderdeel van de prefrontal cortex (PFC)) objecten die tegenstrijdige
informatie verschaffen.
Uit recent wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de MTL en de PFC zich in de
adolescentie ontwikkelen. Kinderen in de leeftijd van 8 tot 18 jaar kunnen om
die reden slechts in beperkte mate beroep doen op deze regio's. Dit kan
kinderen belemmeren in het gebruik van objecten wanneer ze zich een nieuwe
omgeving eigen maken. Dit onderzoek test deze hypothese.

We doen onderzoek naar het gebruik van landmarks door kinderen en adolescenten.
We zijn in het bijzonder geinteresseerd in de ontwikkeling van een neuraal
netwerk dat automatisch onderscheid maakt tussen landmarks die relevante,
irrelevante of tegenstrijdige informatie verschaffen.

De studie heeft een quasi experimenteel design. Het experiment vindt plaats op
twee dagen. Gedurende het eerste bezoek zal de proefpersoon onderworpen worden
aan een intelligentie test (Raven Standard Progressive Matrices test). Deze
test meet het cognitief functioneren van de persoon in kwestie middels een
visuospatiele taak. Op hetzelfde moment vullen ouders een vragenlijst in over
de emotionele status van het kind.
Dag twee bestaat uit drie onderdelen: Een leer fase buiten de scanner, een
geheugentaak in de scanner en een navigatie taak buiten de scanner. Tijdens de
leer fase kijken proefpersonen naar een animatiefilm. Deze toont een
rondleiding in een virtueel museum. In het museum worden 120 voorwerpen
tentoongesteld. Ieder voorwerp behoort tot één van de vier condities. In
conditie 1 worden voorwerpen tentoongesteld die twee maal voorkomen op een
locatie die relevant is voor het onthouden van de route. In conditie 2 worden
voorwerpen tentoongesteld die twee maal voorkomen op een locatie die irrelevant
is voor het onthouden van de route. In conditie 3 worden voorwerpen
tentoongesteld die één maal voorkomen op een locatie die relevant is voor het
onthouden van de route en in conditie 4 worden voorwerpen tentoongesteld die
één maal voorkomen op een locatie die irrelevant is voor het onthouden van de
route. Men wordt verzocht te letten op de route en de voorwerpen langs de
route. Wanneer de leer fase is afgerond, toetsen we het aantal correct
onthouden voorwerpen in de scanner met behulp van een herkenningstaak. Tot slot
voeren proefpersonen een navigatie taak uit. Deze taak vindt plaats buiten de
scanner.

We zijn geinteresseerd in de ontwikkeling van een neuraal netwerk dat navigeren
mogelijk maakt. Om die reden zullen uitsluitend kinderen en adolescenten
deelnemen aan het onderzoek. Er zijn geen risico's verbonden aan deelname aan
het het onderzoek.