Voedingsinterventie bij prematuur geboren baby's II

Na de geboorte zijn prematuur geboren neonaten voor hun energie en groei
afhankelijk van hun beperkte endogene voorraden en van parenterale voeding. De
optimale hoeveelheden en samenstelling van deze voeding is echter niet bekend.
Recent hebben we het gunstige effect aangetoond van vroege aminozuur toediening
op de stikstofbalans, eiwit synthese en redox status. Naast aminozuur- en
glucosetoediening kan vroege vettoediening een gunstige werking hebben,
aangezien het energie levert voor verbeterde eiwitopbouw en essentiele vetzuren
voor de ontwikkeling van het centrale zenuwstelsel. Door middel van deze studie
willen we het effect van vroege parenterale vettoediening in combinatie met
aminozuurtoediening op eiwitopbouw en groei kwantificeren en tevens de
mogelijke bijwerkingen in kaart brengen. Het starten van volledige parenterale
voeding in een vroegere fase na de geboorte kan de postnatale ontwikkeling
verder verbeteren.
Tevens willen we het effect van twee verschillende vetemulsies met elkaar
vergelijken (Intralipid 20% en SMOFlipid 20%).

Evaluatie van het effect van toediening van parenterale vetten en extra
aminozuren vanaf de geboorte aan baby's met een zeer laag geboortegewicht op
het gebruik van aminozuren en eiwitopbouw. Voor de secundaire doelen worden de
veiligheid van toediening, energiegebruik en korte- en langetermijn uitkomst
onderzocht.

Single-centre, gerandomimiseerde, prospectieve trial met open label.

In interventiegroep 1 wordt vanaf dag 1 gestart met toediening van vetten. In interventie groep 2 worden aminozuren in een hogere concentratie gegeven in combinatie met vetten vanaf dag 1. In de controlegroep wordt het standaard voedingsregime van de afdeling toegepast (vetten vanaf dag 3). De helft van de kinderen in de interventiegroepen zal Intralipid 20% toegediend krijgen, de andere helft krijgt SMOFlipid 20%

Binnen deze studie worden er 2 isotopen substudies uitgevoerd. In substudie 1
worden stabiele aminozuur isotopen toegediend via een infuus en worden
bloedmonsters afgenomen uit een arterielijn (beiden al in situ vanwege medische
doeleinden). Tevens wordt uitademingslucht opgevangen. Het kind merkt hier
nauwelijks iets van. In substudie 2 wordt dubbel gelabeled water toegediend
(eveneens stabiele isotopen) en wordt speeksel verzameld ter evaluatie van het
energiegebruik. Daarnaast zal in 10 beademde kinderen per groep het
energiegebruik eveneens gemeten door middel van indirecte calorimetrie. In de
gehele studiepopulatie wordt eveneens urine verzameld op 2 verschillende dagen.
Uitgebreide en jarenlange ervaring met het gebruik van stabiele isotopen bij te
vroeg geboren kinderen heeft geen enkele bijwerking aangetoond.

Onze hypothese is dat patienten die vanaf de geboorte volledige parenterale
voeding krijgen een betere voedingsstatus en groei en een betere klinische
uitkomst hebben.