Primaire werkzaamheidsdoelstellingen:De primaire werkzaamheidsdoelstelling van deze studie is het evalueren van de placebo-gecorrigeerde verandering in HbA1c vanaf baseline na 24 weken blootstelling aan bexagliflozine bij proefpersonen met diabetes…
ID
Bron
Verkorte titel
Aandoening
- Falen van de hartfunctie
- Glucosemetabolismestoornissen (incl. diabetes mellitus)
- Arteriosclerose, stenose, vaatinsufficiëntie en necrose
Synoniemen aandoening
Betreft onderzoek met
Ondersteuning
Onderzoeksproduct en/of interventie
Uitkomstmaten
Primaire uitkomstmaten
Primair werkzaamheidseindpunt:
* Verandering in HbA1c vanaf baseline tot week 24, in vergelijking met placebo
Secundaire uitkomstmaten
Secundaire werkzaamheidseindpunten:
* Verandering in lichaamsgewicht vanaf baseline tot week 48 bij proefpersonen
met een BMI * 25 kg/m2
* Verandering in SBP vanaf baseline tot week 4 bij proefpersonen met een
systolische bloeddruk bij baseline * 140 mmHg
Verkennende werkzaamheidseindpunten:
* Verandering in HbA1c vanaf baseline in de tijd
* Verandering in FPG vanaf baseline in de tijd
* Verandering in lichaamsgewicht vanaf baseline in de tijd
* Verandering in SBP in de tijd
* Behoefte aan meer antidiabetica, inclusief insuline, in de tijd
* Behoefte aan minder antidiabetica, inclusief insuline, in de tijd
* Incidentie van hospitalisatie wegens hartfalen onder alle proefpersonen en
onder proefpersonen met een voorgeschiedenis van hartfalen
Ander eindpunt:
Er zullen stalen voor populatie-PK-analyse worden afgenomen en de
plasmaconcentratie van bexagliflozine zal bepaald worden. De PK-parameters
zullen afzonderlijk beoordeeld worden in het kader van de populatie-PK-analyse.
Er worden biomarkermonsters afgenomen. De biomarkeranalyse wordt afzonderlijk
uitgevoerd.
Veiligheidsbeoordelingen:
De veiligheidseindpunten omvatten:
* Een 5-punts samengesteld eindpunt van CV overlijden, niet-fataal MI,
niet-fatale beroerte, hospitalisatie wegens instabiele angina, of coronaire
revascularisatie
* Een 6-punts samengesteld eindpunt van CV overlijden, niet-fataal MI,
niet-fatale beroerte, hospitalisatie wegens instabiele angina, coronaire
revascularisatie of hospitalisatie wegens hartfalen
* Individuele voorvallen inclusief mortaliteit (alle oorzaken), CV overlijden,
fataal en niet-fataal MI, fatale en niet-fatale beroerte, hospitalisatie wegens
instabiele angina, hospitalisatie wegens CHF, of coronaire revascularisatie.
Zowel eerste voorvallen als totale voorvallen zullen onderzocht worden,
rekening houdend met voorvallen die zich herhalen.
* Verandering in eGFR vanaf baseline
* Verandering in UACR vanaf baseline
* Incidentie van ongewenste voorvallen van belang. Ongewenste voorvallen van
belang, waaronder urineweginfecties inclusief urosepsis en pyelonefritis,
genitale schimmelinfecties, diuretische effecten waaronder hypovolemie,
hypotensie-episodes, hypoglycemie, hepatotoxiciteit, valpartijen en fracturen,
maligniteiten, overgevoeligheidsreacties, zuur-basestoornissen, en voorvallen
van nierfalen
Andere veiligheidsbeoordelingen:
* Ongewenste voorvallen
* Afwijkende klinische laboratoriumbepalingen
* Lichamelijke onderzoeken
* Vitale functies, inclusief orthostatische bloeddruk
* Gebruik van gelijktijdige medicatie
Achtergrond van het onderzoek
(Zie protocol, punt 1)
Diabetes mellitus type 2 (T2DM) is wereldwijd een van de voornaamste oorzaken
van morbiditeit en mortaliteit, met naar schatting 382 miljoen mensen in 2013
die eraan lijden (IDF, 2014). Meer dan 95% van de mensen met diabetes heeft
diabetes type 2, en meer dan 80% van de mensen met T2DM lijdt aan overgewicht
of obesitas. In de westerse wereld lopen personen met diabetes een twee keer zo
hoog risico op hypertensie en majeure cardiovasculaire aandoeningen in
vergelijking met personen zonder diabetes (Bhatt et al., 2010; Preis et al.,
2009; Sarwar et al., 2010), en de voornaamste oorzaak van overlijden bij
patiënten met T2DM is cardiovasculaire ziekte (Go et al., 2013). Bovendien komt
congestief hartfalen zeer vaak voor bij mannen en vrouwen met T2DM, en T2DM
verhoogt de incidentie van hartfalen onafhankelijk van een onderliggende
coronaire hartziekte (Boudina en Abel, 2007; Domanski et al., 2003; Kannel en
McGee, 1979).
Hoewel glycemische controle duidelijk microvasculaire complicaties bij diabetes
vermindert (ADA, 2013), is het minder duidelijk of enige specifieke aanpak voor
het verlagen van de concentratie bloedglucose, in het bijzonder bij patiënten
met al lang bestaande T2DM of vastgestelde cardiovasculaire risicofactoren, een
bijkomend risico met zich meebrengt wat cardiovasculaire voorvallen betreft
(Duckworth et al., 2009; Patel et al., 2008). Omwille van deze onzekerheid
eisen zowel de FDA als het Europees Geneesmiddelenbureau (European Medicines
Agency, EMA) dat de cardiovasculaire veiligheid op lange termijn wordt
aangetoond vooraleer nieuwe geneesmiddelen voor de behandeling van T2DM worden
goedgekeurd (Guidance 2008, ucm071627.pdf).
De renale Na+/glucose-transportproteïne (SGLT2) vervoert actief extracellulaire
glucose de cellen binnen met behulp van de stuwende kracht van de transmembraan
elektrochemische potentiaal voor natriumionen. Personen met disrupties in
SLC5A2, het gen dat codeert voor SGLT2, vertonen prominente glucosurie in
afwezigheid van significante comorbiditeiten (Santer et al., 2003; van den
Heuvel et al., 2002). De uitscheiding van glucose in de urine van
diabetespatiënten in hoeveelheden die vergelijkbaar zijn met of groter zijn dan
wat gezien wordt bij personen met verlies-van-functie-mutaties in SLC5A2, heeft
het potentieel om zowel nuchtere als postprandiale hyperglycemie te verbeteren
zonder de insulinesecretie te verhogen, wat gewichtstoename veroorzaakt, of
hypoglycemie te induceren. Voor verschillende SGLT2-remmers zijn deze klinische
voordelen aangetoond als mono- of combinatietherapie met andere orale
antidiabetica, inclusief insuline (Nauck, 2014). Studies van de drie
SGLT2-remmers die in de VS geregistreerd zijn, dapagliflozine, canagliflozine
en empagliflozine, hebben aangetoond dat langetermijngebruik van een
SGLT2-remmer niet leidt tot een verhoging van de incidentie van majeure
ongewenste cardiovasculaire voorvallen (major adverse cardiovascular events,
MACE). Omdat hartfalen erger wordt door vochtophoping, is de ontwikkeling van
diuretische orale antidiabetica een mogelijk interessante optie voor de
behandeling van diabetespatiënten met comorbide hartfalen, en tevens voor
patiënten met zowel diabetes als hypertensie.
Doel van het onderzoek
Primaire werkzaamheidsdoelstellingen:
De primaire werkzaamheidsdoelstelling van deze studie is het evalueren van de
placebo-gecorrigeerde verandering in HbA1c vanaf baseline na 24 weken
blootstelling aan bexagliflozine bij proefpersonen met diabetes type 2 die een
verhoogd risico op cardiovasculaire ongewenste voorvallen lopen.
Secundaire werkzaamheidsdoestellingen:
De voornaamste secundaire werkzaamheidsdoelstellingen zijn:
* Het evalueren van het effect van bexagliflozine op de verandering in
lichaamsgewicht vanaf baseline tot week 48 bij gerandomiseerde proefpersonen
met een BMI * 25 kg/m2 in vergelijking met placebo
* Het evalueren van het effect van bexagliflozine op de verandering in
systolische bloeddruk (SBP) vanaf baseline tot week 24 bij proefpersonen met
een systolische bloeddruk bij baseline * 140 mmHg in vergelijking met placebo
Bijkomende verkennende werkzaamheidsdoelstellingen zijn:
* Het beoordelen van het effect van behandeling met bexagliflozine op de
verandering in HbA1c versus placebo in de tijd
* Het evalueren van het effect van behandeling met bexagliflozine op de
verandering in nuchtere plasmaglucose (FPG) versus placebo in de tijd
* Het bepalen van het percentage proefpersonen dat meer antidiabetica nodig
heeft versus placebo in de tijd
* Het bepalen van het percentage proefpersonen dat minder antidiabetica nodig
heeft versus placebo in de tijd
* Het bepalen van de incidentie van hospitalisatie wegens hartfalen onder alle
proefpersonen en onder proefpersonen met een voorgeschiedenis van hartfalen bij
baseline
Veiligheidsdoelstellingen:
De primaire veiligheidsdoestelling van deze studie is het bijdragen van
minstens 134 majeure ongewenste cardiovasculaire voorvallen (MACE+) aan een
uiteindelijke meta-analyse die bedoeld is om een hazard ratio van 1,8 of meer
uit te sluiten voor proefpersonen die bexagliflozine hebben gekregen in
vergelijking met proefpersonen die placebo hebben gekregen. MACE+ wordt
gedefinieerd als cardiovasculair overlijden, niet-fataal myocardinfarct (MI),
niet-fatale beroerte, of hospitalisatie wegens instabiele angina pectoris.
Een bijkomende doestelling is het evalueren van de veiligheid van behandeling
met bexagliflozine gedurende minstens 52 weken in een behandelingspopulatie die
een verhoogd risico op majeure ongewenste cardiovasculaire voorvallen loopt.
Andere doelstelling:
In 30 centra zal ook (via sparse sampling) de plasmaconcentratie van
bexagliflozine in functie van de tijd vanaf toediening gemeten worden; hieraan
zullen ongeveer 240 proefpersonen meedoen.
Meting van cardiovasculaire biomarkers bij baseline en in week 12 in een
verkennend onderzoek om meer inzicht te krijgen in het effect van behandeling
met bexagliflozine op de biomarkers die relevant zijn bij de diagnose en
prognosis van CV ziekte.
Onderzoeksopzet
THR-1442-C-476 is een multicentrische, gerandomiseerde, dubbelblinde,
placebogecontroleerde studie met parallelle groepen. Er zullen ongeveer 1650
proefpersonen met suboptimaal gecontroleerde T2DM en een verhoogd risico op
cardiovasculaire ongewenste voorvallen worden gerandomiseerd naar
bexagliflozine-tabletten, 20 mg, of placebo in een verhouding van 2:1 als
aanvullende therapie bij achtergrond-antidiabetica.
Onderzoeksproduct en/of interventie
* Protocol geplande proefpersoon bezoeken * Dieet en lichaamsbeweging begeleiding (op bezoek 2) * Dagboek & glucometer verslagen (beoordeeld bij elk bezoek) * Farmacokinetiek bloedafnames (op bezoeken 5 & 6)
Inschatting van belasting en risico
Mogelijke risico*s van bexagliflozine:
Bexagliflozine is getest bij dieren en mensen (er zijn in totaal 10 onderzoeken
uitgevoerd bij gezonde vrijwilligers en patiënten met diabetes type 2).
Over het algemeen werd bexagliflozine door de proefpersonen goed verdragen.
Een zeer vaak (bij 1 op de 10 proefpersonen) voorkomende bijwerking in verband
met het gebruik van bexagliflozine is hoofdpijn . Vaak (bij tussen 1 op de 10
en 1 op de 100 proefpersonen) voorkomende bijwerkingen omvatten keelpijn,
spierpijn en vaak moeten plassen. Een paar patiënten hebben hun deelname aan
een klinisch onderzoek stopgezet vanwege ongewenste voorvallen die volgens de
onderzoeksarts verband hielden met de behandeling met bexagliflozine. Deze
ongewenste voorvallen waren huiduitslag, tijdelijk wazig zien en een verhoogde
creatinineconcentratie (wat wijst op een verminderde nierfunctie).
Voordat experimentele geneesmiddelen aan proefpersonen worden gegeven, worden
ze aan dieren toegediend in doses die veel hoger zijn dan de bij mensen
gebruikte doses, teneinde te bekijken welke negatieve effecten ze kunnen
hebben. Mogelijk worden niet alle negatieve effecten die bij dieren worden
waargenomen ook bij mensen waargenomen en mogelijk treden bij mensen een aantal
negatieve effecten op die nooit bij dieren zijn waargenomen. Dieren die doses
kregen die veel hoger waren dan de doses die tijdens dit onderzoek worden
gegeven, ondervonden effecten op het spijsverteringsstelsel (zoals diarree en
maagirritatie) en effecten op de lever, de nieren en het hart. Dergelijke
reacties zijn niet waargenomen bij mensen die doses bexagliflozine tot 100 mg
kregen.
Bij mensen zijn onderzoeken uitgevoerd met andere geneesmiddelen die
vergelijkbaar zijn met bexagliflozine. Deze geneesmiddelen werden over het
algemeen goed verdragen. De mogelijke bijwerkingen van SGLT2-remmers omvatten
uitdroging, nierproblemen, lage bloedsuiker (bij combinatie van deze
geneesmiddelenklasse met andere op recept verkrijgbare antidiabetica),
verhoogde cholesterolconcentratie in het bloed, en gistinfectie. Bij sommige
diabetespatiënten die SGLT2-remmers gebruikten deed zich de zeldzame bijwerking
ketoacidose voor. Ketoacidose is een aandoening waarbij het lichaam een hoge
zuurconcentratie in het bloed produceert. Het aantal voorvallen is maar iets
hoger dan het aantal bijwerkingen bij mensen die een placebo nemen.
Bijwerkingen die in het vorige toestemmingsformulier niet als risico waren
opgenomen, zijn : bronchitis, rugpijn, spierkrampen, duizeligheid, griep,
infectie van de bovenste luchtwegen en hypertensie.
Onvoorziene risico*s: Aangezien de onderzoeksmedicatie experimenteel is, kunnen
er andere bijwerkingen (risico*s) bestaan die nog niet bekend zijn. Bij alle
geneesmiddelen bestaat het risico op een allergische reactie, die
levensbedreigend kan worden als deze niet onmiddellijk wordt behandeld.
Bijwerkingen van andere onderzoeksgerelateerde medicatie
Het is belangrijk om te weten dat er andere bijwerkingen kunnen zijn die nu nog
niet bekend zijn. Bijwerkingen kunnen verdwijnen nadat de behandeling is
stopgezet, maar het kan ook zijn dat bijwerkingen lang aanhouden of nooit meer
verdwijnen. De bijwerkingen kunnen variëren van licht tot levensbedreigend
en/of fataal.
Zwangerschapsgerelateerde risico*s voor vrouwelijke deelnemers
De effecten van het onderzoeksgeneesmiddel op een ongeboren kind en op een baby
die borstvoeding krijgt, zijn niet bekend. Het is daarom zeer belangrijk dat de
patiënt niet zwanger is, geen borstvoeding geeft en niet zwanger wordt tijdens
het onderzoek. De patiënt mag niet aan het onderzoek deelnemen als zij zwanger
is, zwanger probeert te worden of borstvoeding geeft.
* Als de patiënt zwanger kan worden, zal de onderzoeksarts de patiënt vragen om
voordat zij met het onderzoek begint en tijdens het onderzoek een
zwangerschapstest met urine te ondergaan om te controleren of de patiënt niet
zwanger is.
* Als de patiënt zwanger kan worden, moet zij aan onthouding doen of (een)
betrouwbare anticonceptiemethode(s) gebruiken gedurende het gehele onderzoek.
De volgende anticonceptiemethodes worden aanbevolen: orale
anticonceptiemiddelen, spiraaltje, Depo-Provera, Norplant, hormonale
anticonceptie-implantaten, tweezijdige afbinding van de eileiders, vasectomie
bij de partner, condoom of pessarium plus anticonceptiesponsje, zaaddodend
schuim of zaaddodende gel.
* Als de patiënt tijdens deelname aan het onderzoek zwanger wordt, zal de
onderzoeksarts de patiënt uit het onderzoek halen en met de patiënt bespreken
of verdere medische zorg nodig is.
Wat zijn de mogelijke voor- en nadelen van deelname aan dit onderzoek?
Tot de mogelijke voordelen van deelname aan dit onderzoek behoren:
* De gezondheidsprobleem van de patiënt kan door deelname aan dit onderzoek
afnemen. Bij dit onderzoek krijgt de patiënt mogelijk een placebo, wat betekent
dat hij/zij mogelijk geen bexagliflozine inneemt tijdens het onderzoek.
* De deelname van de patiënt aan dit onderzoek zal artsen helpen om meer te
weten te komen over bexagliflozine. Dit kan andere patiënten met dezelfde
gezondheidsklachten in de toekomst helpen.
Publiek
255 Cedar Hill St. Suite 200
Marlborough MA 01752
US
Wetenschappelijk
255 Cedar Hill St. Suite 200
Marlborough MA 01752
US
Landen waar het onderzoek wordt uitgevoerd
Leeftijd
Belangrijkste voorwaarden om deel te mogen nemen (Inclusiecriteria)
De studiepopulatie zal bestaan uit:
1. Mannelijke of vrouwelijke volwassen proefpersonen van * 40 jaar oud
2. Proefpersonen bij wie T2DM is vastgesteld
3. Proefpersonen met HbA1c-waarden van 7,5% tot en met 11%
4. Proefpersonen met nuchtere plasmaglucose (fasting plasma glucose, FPG) * 250
mg/dl bij screening
5. Proefpersonen met een regime voor behandeling van T2DM dat gedurende de
afgelopen 3 maanden stabiel is geweest. Een stabiel regime wordt gedefinieerd
als: geen veranderingen in de dosis of frequentie van orale hypoglycemische
geneesmiddelen (oral hypoglycemic agents, OHA's) of GLP-1-agonisten, of < 20%
variabiliteit in totale dagelijkse insulinedosis
6. Proefpersonen met minstens één van de drie volgende types voorgeschiedenis:
Groep 1: Een voorgeschiedenis van atherosclerotische vaatziekte, gedefinieerd
als één of meer van het volgende:
a) myocardinfarct (MI) of ischemische (niet-hemorragische) beroerte > 3
maanden, maar * 5 jaar voorafgaand aan screening of
b) gedocumenteerde voorgeschiedenis van coronaire, carotis-, of perifere
arteriële revascularisatie (coronaire bypasschirurgie moet * 5 jaar voorafgaand
aan screening hebben plaatsgevonden)
Groep 2: Een voorgeschiedenis van hartfalen NYHA-klasse II of -klasse III op
het moment van screening, met een linkerventrikelejectiefractie (LVEF) * 40% en
geen latere LVEF > 40% gedocumenteerd binnen 6 maanden vóór screening. Er
zullen niet meer dan 200 proefpersonen met hartfalen NYHA-klasse II in de
studie gerandomiseerd worden.
Groep 3: Leeftijd * 55 jaar waarbij voldaan wordt aan 2 of meer van de volgende
voorwaarden:
a) diabetesduur van * 10 jaar
b) ongecontroleerde hypertensie gedefinieerd als systolische bloeddruk
(systolic blood pressure, SBP) > 140 mmHg ondanks 3 of meer antihypertensiva
c) huidige roker
d) urine albumine/creatinine-ratio (UACR) > 30 mg/g
e) eGFR van 45 tot 60 ml/min/1,73 m2, of
f) HDL < 1 mmol/l (38 mg/dl)
7. Vrouwelijke proefpersonen die vruchtbaar zijn en die bereid zijn om een
geschikte anticonceptiemethode te gebruiken en niet zwanger te worden zolang de
studie duurt. Geschikte anticonceptiemethodes omvatten, maar zijn niet beperkt
tot, orale anticonceptie, spiraaltje, Depo-Provera, Norplant, hormonale
anticonceptie-implantaten, tweezijdige afbinding van de eileiders, vasectomie
bij de partner, condoom of pessarium plus anticonceptiesponsje, zaaddodend
schuim of zaaddodende gel, en seksuele onthouding.
8. Proefpersonen die bereid en in staat zijn om naar alle ziekenhuisbezoeken te
komen en alle procedures te doorlopen die in het kader van de studie nodig
zijn, inclusief zelfcontrole van bloedglucose (self-monitored blood glucose,
SMBG), en die bereid zijn om run-in medicatie in te nemen en niet meer dan 1
dosis over te slaan
9. Proefpersonen die antihypertensiva krijgen in een stabiele dosering
gedurende * 2 weken voorafgaand aan randomisatie
10. Proefpersonen die lipidemodificerende therapie krijgen volgens een stabiel
regime gedurende 6 weken voorafgaand aan randomisatie
11. Proefpersonen met zittende SBP < 170 mmHg en DBP < 110 mmHg bij screening
Belangrijkste redenen om niet deel te kunnen nemen (Exclusiecriteria)
Patiënten die één of meer van de volgende kenmerken vertonen, worden
uitgesloten van deelname aan de studie:
1. Diagnose van diabetes mellitus type 1 of 'maturity-onset/diabetes of the
young' (MODY)
2. Hemoglobinopathie die de HbA1c-meting beïnvloedt
3. Frequente symptomatische hypoglycemie (gemiddeld meer dan één episode per
week)
4. Urogenitale infectie binnen 6 weken vóór screening of een voorgeschiedenis
van * 3 urogenitale infecties die in de voorgaande 6 maanden behandeling
vereisten
5. Kanker, actief of in remissie gedurende < 3 jaar (niet-melanome huidkanker
of basaalcelcarcinoom of carcinoma in situ van de cervix zijn geen redenen voor
exclusie)
6. Voorgeschiedenis van alcohol- of drugsmisbruik in de voorbije 2 jaar
7. Bewijs van afwijkende leverfunctiewaarden (totaal bilirubine of alkalische
fosfatase > 1,5 x de bovengrens van normaal (upper limit of normal, ULN) met
uitzondering van geïsoleerd syndroom van Gilbert); of alanine-aminotransferase
(ALT) of aspartaat-aminotransferase (AST) > 2,5 x ULN
8. Voorgeschiedenis van MI, beroerte of hospitalisatie wegens hartfalen in de
voorgaande 3 maanden
9. Bewijs van hartfalen NYHA-klasse IV bij screening of randomisatie
10. Zal binnenkort een percutane coronaire interventie, coronaire
bypassoperatie of elke chirurgische ingreep ondergaan
11. Eerdere behandeling met bexagliflozine of EGT0001474
12. Neemt momenteel of heeft in de voorbije 3 maanden SGLT2-remmers genomen
13. Enige aandoening, ziekte, stoornis of klinisch relevante
laboratoriumafwijking die, naar de mening van de hoofdonderzoeker (principal
investigator, PI), een goede deelname van de proefpersoon aan deze studie in
het gedrang zou brengen of de effecten van de behandeling zou vertroebelen
14. Eerdere niertransplantatie of bewijs van nefrotisch syndroom, gedefinieerd
als een urine albumine/creatinine-ratio (UACR) > 2000 mg/g bij screening
15. Implantatie van een CRT (cardiale resynchronisatietherapie)-apparaat binnen
3 maanden voorafgaand aan screening, of van plan om een CRT-apparaat te laten
implanteren binnen 6 maanden na screening
16. Diagnose van peripartum- of chemotherapiegeïnduceerde cardiomyopathie
binnen 12 maanden voorafgaand aan screening
17. Symptomatische bradycardie of tweede- of derdegraads atrioventriculair
blok zonder een pacemaker
18. eGFR, zoals berekend volgens de MDRD (modification of diet in renal disease
study equation)-studievergelijking, < 45 ml/min/1,73 m2 of heeft dialyse nodig
19. Zwanger of geeft borstvoeding
20. Neemt momenteel deel aan een andere interventiestudie
Opzet
Deelname
In onderzoek gebruikte producten en hulpmiddelen
Opgevolgd door onderstaande (mogelijk meer actuele) registratie
Geen registraties gevonden.
Andere (mogelijk minder actuele) registraties in dit register
Geen registraties gevonden.
In overige registers
Register | ID |
---|---|
EudraCT | EUCTR2015-001760-19-NL |
ClinicalTrials.gov | NCT02558296 |
CCMO | NL55821.028.15 |